‘k Las onlangs Het Zoutpad van Raynor Winn. Zij en haar man Moth – al dertig jaar samen, twee volwassen kinderen – raken vanwege een speculatieschandaal hun oude, zelf opgeknapte boerderij annex B&B kwijt en daarmee ook vrijwel al hun geld. Ze raken dakloos, terwijl Moth ook nog eens te horen krijgt, dat hij een ernstige ziekte onder de leden heeft. Ze nemen het impulsieve besluit om de eeuwenoude South West Coast Path te gaan lopen, een tocht van ruim duizend kilometer langs de zuidkust van Engeland. Het boek met een verrassende ontknoping is daarvan een fascinerend, goed geschreven en somwijlen verbijsterend dan weer ontroerend verslag. Het is tevens een ‘innerlijke’ ontdekkingsreis.
Het deed me denken aan De zwerftocht van Belcampo. Belcampo is het pseudoniem van Herman Pieter Schönfeld Wichers, geboren op 21 juli 1902 in Naarden en op 2 januari 1990 overleden in Groningen. ‘Belcampo’ is een Italiaanse vertaling van Schönfeld. Hij studeerde rechten in Leiden en Amsterdam en later geneeskunde en was huisarts in Bathmen en studentenarts in Groningen. In 1934 verscheen De verhalen van Belcampo. Zijn tweede boek, verschenen in 1938, eveneens in eigen beheer, was bovengenoemde zwerftocht. Het is een verslag van een tocht van acht maanden door Europa, van oktober 1933 tot mei 1934. In de zomer van 1993 reisde ik hem tot in Italië na voor de VPRO-radio.
In een kort voorwoord beschrijft Belcampo het motief van zijn wandelende onderneming:
‘De hele wereld spant samen om te maken dat ik niet werk. Ik zou aan het hoofd kunnen staan van een landbouwonderneming, een advocatenkantoor, een autobusbedrijf, een gezin, een fotografisch atelier, een tijdschrift, een zondagsschool en ik weet niet wat al meer, maar ik krijg er geen kans toe. Nu de wereld mijn werk blijkbaar niet nodig heeft, achtte ik mij aan het bijbelwoord: ” In het zweet des aanschijns zult gij uw brood verdienen” onttrokken en omdat er dus nergens een vaste plaats voor me was, heb ik me maar meteen in beweging gezet’.
Belcampo kan aardig portrettekenen en daarmee ‘koopt’ hij onderweg voedsel en onderdak. Soms krijgt hij een lift, vaak slaapt hij in hooibergen. Mussolini is al een tijdje aan de macht in Italië en de opkomst van Hitler veroorzaakt de nodige onrust in Europa. Hij start in Amsterdam, kan meerijden tot Utrecht, reist via Arnhem en Nijmegen, wandelt door Limburg en steekt bij Maastricht de grens over en komt via Huy in de buurt van Namen. Mijn toenmalige partner G.S. en schrijver dezes overnachtten in een sfeervol hotelletje in Celles. Op 1 augustus worden we wakker met het bericht dat koning Boudewijn de dag er voor in Mostril, Spanje is overleden. Belcampo schrijft:
‘De weg door de Ardennen was niet erg bezocht, zodat ik de hele dag moest lopen. Met nuchtere maag was ik op weg gegaan, de boer was al weer een uur aan ‘t werk. In een klein winkeltje te Celles ontnuchterde ik. Van de winkelierster kreeg ik een grote, gekonfijte peer er bij. Ik zou wel, net als sommige liefdadige doeleinden, een verantwoordingslijst van de arme zwerver Belcampo kunnen publiceren: winkelierster – een gekonfijte peer; visboer bij de weg – een gebakken bot; boerin met blauwe hoofddoek – halve liter melk; een heer, die onbekend wenst te blijven – een vriendelijk woord.
Op de Michelinkaart staat de hele weg als schilderachtig aangegeven. Vergeleken met andere autowegen mag dat misschien wel opgaan, maar de voetganger kan daar beter zijn ogen op het eigen inwendige richten’.
In Frankrijk beland kan hij een lift krijgen van een handelsreiziger tot aan Sedan. Hij vervolgt z’n tocht verder via Verdun, Nancy en Langres. Dijon naar Bourg en Bresse Na Brou en een groot meer, Le Grand Bataillard schrijft hij:
‘Vóór de duisternis kwam ik aan een grote boerderij. Les grandes Roussières. Het eten gebeurde aan een hele lange tafel en er was wijn bij. Er zaten wel zestien mensen bij elkaar, maar er werd zowat geen woord gesproken; een mismaakte jongen giechelde voortdurend achter zijn hand. Ik zat helemaal aan het ondereinde van de tafel net als een reizend man in de middeleeuwen. In het hooi dacht ik na over het verschil tussen Goethes Italiaanse reis en de mijne. Stel je voor, dat ik later ook eens beroemd werd en zich een vereniging oprichtte met het doel, op alle plaatsen, waar ik overnacht had , een gedenksteen aan te brengen. Dat zou nog een hele uitzoekerij zijn om al die hooibergen terug te vinden. Enfin, een weten jullie nu al vast: Les Grandes Roussières bij Saint Paul de Varax’.
Dit was voor G. en mij voldoende aansporing om die boerderij te zoeken. Nu eenvoudig met Tom Tom of Google Maps op de iPhone; toen aandachtig speurwerk op de Michelinkaarten. We vonden de boerderij, zonder ‘Grandes’. Maar een oud baasje dat er nog woonde herinnerde zich als kind een Nederlandse man, die tekende en hij liet ons in de keuken een grote tafel zien uit die tijd en nog immer in gebruik, zonder het aantal knechts van toen. Een gedenksteen was niet zo snel gemaakt, maar op een betonnen paal voor de bovengrondse telefoonlijn konden we wel een geschreven herinnering aan de legendarische en meest merkwaardige schrijver van ons land aanbrengen.
Enigszins brutaal dus ook mijn eigen naam achter gelaten.
Onze tocht in zijn voetspoor eindigde in Florence. Wij hadden niet meer tijd. Belcampo reisde door tot op Sicilië en weer terug naar Bari om vandaar over te steken naar Dubrovnik, door Herzogowina naar Mostar, Brod en Ossijek, Boedapest, Praag en Dresden naar Hildesheim, wat hij verlaat op 1 mei. Een vrachtrijder brengt hem in Nordhorn:
‘en toen ik zag, dat Nederland al die tijd precies op dezelfde plaats was blijven liggen, was ik erg blij.
Er is nog een ander ding dat mij blij maakt. Ik denk aan de vele kinderogen, de hele weg langs, die die uitheemse tekenende man hebben aangestaard, en ik weet, dat ik voor honderden mensen het eerste blijvende herinneringsbeeld zal zijn’.
Een tachtig jaar oud reisboek en een vers reisboek: beiden zeer de moeite van het lezen waard!