AAN TAFEL

Meditatie Huizer Kerkblad – mei 2025

Lukas 5: 27 -32

De langste periode in het kerkelijk jaar is die tussen Pinksteren en Advent. In kerken waar men kanselkleden kent en de predikanten stola’s dragen zijn deze groen. Het mag een verwijzing zijn naar wat in Jezus Christus gekomen is: de zomer van het koningschap van de Vader, van de God die trouw houdt tot in eeuwigheid.

In die periode is er dan ook ruimte voor de evangelieverhalen van en over Christus, thuis en op de kansel. Jezus trekt als het ware voorbij in schriftlezing en prediking.  De evangeliën, vooral de zogeheten synoptici Mattheus, Markus en Lukas verhalen van de trektochten van Jezus door het gehele land Kanaän, met talloze ontmoetingen en gesprekken, levenslessen en waarin Hij zijn roeping , zijn missie laat zien in genezingen, reddingen uit de dood. In het begin van zijn trektocht heeft hij zich een gezelschap gevormd van leerlingen die getraind worden om hun beroep van visser te hervormen tot die van het tot leven vangen van mensen. De menigte van gewone mensen van allerlei slag en soort herkennen in deze rondtrekkende rabbi meer dan wat zij van hun leiders gewend zijn. In Hem vlamt de hoop van de lang voorzegde Gezalfde, houvast zeker ook in de bezettingstijd onder de Romeinen.

Jezus schuwt daarbij niet de confrontatie, hij praat niet naar de mond. Zoals in Lukas 5 : 27 -32. Hij ziet daar een tollenaar, dus iemand die namens de Romeinse bezetter belasting int en bepaald geen gunstige reputatie kent. De man draagt nota bene de naam Levi, de zeg maar familienaam van de Levieten, die juist geroepen zijn tot dienstbetoon , tot opoffering. Hun thuis is de tempel, ze zijn dienstbaar aan de liturgie, de dienst aan God en van God. Deze leviet zit in een tempel van de Mammon, het tolhuis, waar niet geheel zuiver belasting wordt geïnd. Het tolhuis als symbool van de bezettende macht der Romeinen. Het kan verkeren dat je leven het tegendeel is van je roeping. Ogenschijnlijk heeft hij het goed voor elkaar en zit wellicht tevreden mijmerend over zijn geslaagd bestaan bij zijn belastingkantoor.  Zijn collega in Lukas 19 Zacheüs wordt rijk genoemd. Dat zal bij Levi niet anders zijn. Maar dan wordt hij gezien door de langstrekkende Jezus. Als Jezus ons ziet is dat het begin van een ommekeer. Op het zien volgt een spreken, slechts twee woorden: volg mij. Jezus komt ons storen in ons tevreden bestaan, in onze habitat waar we ons genoeglijk veilig wanen. Zijn roepen ontmaskert ons bestaan als een slavenhuis, waaruit we tot bevrijding geroepen worden. Zoals Abraham uit Ur, Israël uit Egypte, Mozes vanachter zijn kudde schapen. En net zoals bij zijn collega Zacheüs die door Jezus in de vijgenboom wordt gezien en vanachter de vijgenbladeren weggeroepen wordt gehoorzaamt Levi onmiddellijk. Woord van gezag en macht. Van opstandingskracht. Letterlijk. Want Levi staat op, laat alles achter, dat wil zeggen  laat zijn leven tot dan toe achter zich en volgt Jezus. Hem volgen is niet Hem nadoen, want Jezus’ gang naar kruis en opstanding is letterlijk en figuurlijk onnavolgbaar. Jezus volgen houdt in dat je jouw leven verbindt met Hem. Hetgeen zichtbaar en tastbaar wordt in de grote maaltijd die Levi aanricht voor Jezus in zijn huis. Maaltijd houden komt talloze malen voor in de Bijbel en is uitdrukking van gemeenschap  en je leven delen. En het bezegelt de ommekeer. Het is sacrament van het door Jezus gezien en aangesproken worden. Zo ook bij Zacheüs, tegen wie Jezus  zegt: ‘ik moet in jouw huis zijn’, wat niet meer en minder is dan ik wil in jouw leven zijn. Hij die geen plek heeft om zijn hoofd neer te leggen neemt bij ons zijn intrek: hoe bijzonder is dat!

De geestelijke elite protesteert hevig bij wat Jezus doet. De geestelijke elite wil eigenlijk alles bij het oude houden. De geestelijke elite lijkt op ons allemaal: wij en zij, oordeel en vooroordeel. Tollenaren en zondaren deugen niet en dat houden we graag zo, geen verwarring, wel status quo, geen verandering.

Maar daartoe is juist de zoon van God onder ons gekomen: om te storen, om de orde te herstellen, om wie ziek zijn te genezen, om van zondaars rechtvaardigen te maken.

En die ommekeer is reden voor een feestmaal. Die wij wat mij betreft in de kerk wel eens vaker mogen houden. Die maaltijd als maaltijd van dankbaarheid omdat Hij ons ziet en inbreekt met zijn woord in ons leven om ons leven met het Zijne te verbinden. ‘Aan tafel’ roepen ouders tot hun kinderen. ‘Aan tafel’ roept Hij : alle dingen zijn gereed. Alles is volbracht, zodat wij slechts hoeven te eten en te drinken. Wat een vreugde voor wie weet heeft van zonde en ziekte! Die gezien wordt en zich aangesproken weet!

Elke zondag trekt hij voorbij om uit gehoor geloof te wekken. Met lied 531 : 3 (Ad den Besten)

Christus die door de wereld gaat

Verheft zijn stem niet op de straat,

Hij spreekt ons hart aan, heden

En wenkt ons met zich mede.

En lokt ook nog zoveel ons aan,