COLUMN 58 ND
In mijn jonge jaren als kwekeling was ik op het thuisfront politiek behoorlijk actief. Bezocht alle gemeenteraadsveragderingen en als lid van de ARJOS, de jongerenafdeling van de toenmalige AR mocht ik tijdens Tweede Kamerverkiezingen de eloquente mr. Maarten Schakel, als kamerlid ook burgemeester van Noordeloos, begeleiden op zijn toernee in het Gooi.
Even later zou ik hebben kunnen toetreden tot de gemeenteraad. Ik zou hoog op de lijst komen en daarmee verzekerd zijn van een plek vóor de coulissen, ware het niet dat ik al had besloten theologie te gaan studeren. De politiek is me immer blijven boeien, met af en toe een oprisping van verlangen de politieke arena te betreden op welk niveau dan ook. Maar binnen welke partij?
De AR werd het CDA en wat mij betreft raakte het klare water vertroebeld. Aantjes had nog indruk gemaakt met zijn bergrede, maar kort er na ons ook verbijsterd met het oorlogsgeheim wat hem zelf ook gekweld moet hebben en zo bleek belemmerd vol op het orgel te gaan in het dargen van verantwoordelijkheid. Een dikke ordner in mijn archief getuigt nog steeds van mijn verslagenheid en van de achterbaksheid van veel van zijn collega’s, ook van Schakel en de bijkans walgelijke gulzigheid waarmee het door de staat benoemde en door hem zelf aangemeten geweten van de WO II Loe de Jong kond deed van Aantjes’ jeugdzonde.
Mijn geloof in christelijke politiek wankelde. Het duurde niet lang meer of ik viel geheel van dat geloof.
In het jezelf als christenen – als eigen politieke partij – organiseren schuilt een groot gevaar. Karl Barth wees daarop in zijn brochure Christengemeente en burgerlijke gemeente’, in 1946. ‘Christenen, stelde hij, dienen er te zijn ten behoeve van allen, voor het algemeen belang, als ‘zout der aarde’ (Matteüs 5:13). Worden zij aparte christelijke politieke partij, dan komen zij als vanzelf tegenover anderen te staan. Men raakt dan verzeild in een politiek machtsspel. Dat is juist niet waar het christenen om moet gaan’. (Karel Blei in Kontekstueel – 4 maart 2021) Bederf van het zout c.q. het beste is het slechtste!
Vrijwel nooit stemde ik CDA, wel eens PVDA en D’66 afhankelijk van welke visie naar mijn mening zich als urgent aan me opdrong. De laatste jaren heb ik ook wel mijn stem gegeven aan de Christen Unie, omdat ik daarin het geluid herkende van zeg maar Aantjes. En omdat ik zo’n tegengeluid in het neo-liberale klimaat van node achtte. Na een ontmoeting met Gertjan Seegers werd ik uitgenodigd om de opening met Bijbel en gebed te verzorgen van een fractievergadering. Wat ik met plezier heb gedaan. Maar lid ben ik niet geworden. Omdat ik ten diepste vind dat het niet kan. Hoe sympathiek ook, hoe goed ook dat je je uitgangspunten vertaald in bijvoorbeeld die bijbelstudie en gebed.
Ik heb uitgangspunten en beginselverklaring van de partij gelezen. Mijn hemel: dat is een complete Bijbelse theologie en dogmatiek, waar leden van het theolologisch dispuut Voetius avonden aan zouden kunnen besteden. Nu begrijp ik ook dat Seegers in zijn columns in het ND meer predikant was dan politicus. En dat zoveel bagage een balast wordt in de praktijk van het politiek bedrijven. Wat ook blijkt. Niet alleen waar het de samenwerking betreft in Flevoland met de PVV, maar ook waar het gaat om de deelname aan het huidige kabinet, met de bedroevende erfenis van toeslagenaffaire, Groningen, asielvraagstuk en nog zoveel meer. Hoe kan je dat verantwoorden gelet op het dikke pak geloofsgetuigenis? Het valt me ook op dat in de discussie daarover nergens naar uitgangspunten en beginselverklaring gewezen wordt. Omdat dat eerder een molensteen is dan een helpende richtsnoer, denk ik. Nu zou ik hierover wel weer eens een column van Seegers willen lezen!
Met weemoed denk ik terug aan Schakel en Aantjes, maar ook toen al bleek bederf van het beste het slechtste!