ND INTERVIEW BLOED, ZWEET, TRANEN EN GEWETEN
Bloed
“Bij bloed denk ik als eerste aan doping, aan EPO in mijn tijd met name onder wielrenners een hot issue .Ook in onze sport zou het ook best effectief kunnen zijn wat betreft uithoudingsvermogen, hoger springen, maar ik heb geen voorbeelden van collega’s die positief zijn bevonden. Wat niet betekent dat het niet gebeurd is en gebeurt, ik steek daarvoor mijn handen niet in het vuur. In mijn sportbeleving hoort het niet. Ik heb het nooit aangeboden gekregen, ik heb nooit verdachte situaties meegemaakt, in welk team ik ook speelde. Ik ben ongeveer 15 keer in mijn carriere getest. Dat is niet extreem veel. En dan niet met bloed, maar met een plasje.
Er is wel vaak bloed geprikt bij me, maar dat was in verband met mijn ziekten, zoals die van Pfeiffer. Alle ziekten die ik heb gehad hebben met bloed te maken: Behalve dus Pfeiffer, hepatitus a, diabetes (teveel suiker in het bloed), limfeklierkanker en een tia, de enige die sport gerelateerd is. Het komt voor bij wielrenners, honkballers en volleyballers dat door een bepaalde herhaalde krachtsinspanning, zoals smashen bij volleybal een propje losschiet en in de hersens terecht komt.
Verdere associeer ik bloed met gevecht in figuurlijke zin: jij of ik. In welke situatie ook. De meeste mensen vinden mij wel een aardige jongen, maar op gegeven moment moet je keuzes maken om iemand de pas af te snijden. Om de top te bereiken is gevecht onontbeerlijk.
Op een EK hadden we een tegenstander zo finaal weggespeeld, dat het eigenlijk beschamend was. Maar onze coach Joop Alberda zei dat meedogenloos zijn de grootste vorm van respect is die je aan een tegenstander kan geven. Alles geven is respect hebben.
Ik ben niet van het verbaal vernederen van de tegenstander, maar ik probeerde wel ongrijpbaarheid uit te stralen. Volleybal is een vorm van schaken en dus soms anders doen dan de tegenstander incalculeert.
Er zijn wedstrijden dat je je zelf tot dat meedogenloze moet brengen, omdat je al snel denkt dat het een makkie wordt. En daarmee toon je geen respect voor je tegenstander.
In zo’n Olympische finale in Atalanta hoef je die afweging niet te maken. In zo’n wedstrijd staan alle kompassen op afmaken, afmaken, afmaken. Je zit super hoog in je concentratie.
Als je bloed associeert met opoffering , moet ik zeggen dat ik weinig offers heb moeten brengen. Ik ben altijd vanaf het allereerste begin een trainingsbeest geweest. Ik vond trainen leuk, wedstrijden nog leuker.
Ik heb geleefd voor mijn sport. Het enige : ik had meer tijd willen hebben om te reizen. Reizen is niet in een vliegtuig zitten, maar ergens uitstappen en niet weten wat te doen.
Ik heb nooit voor een keus gestaan, zoals Tom Du Moulin nu.
De druk was zeker na Atlanta groot, je bent het Ajax van het volleybal en iedereen wil je verslaan. Ik heb het nooit als last ervaren.
ZWEET
Ik ben op mijn vijftiende door de 2 meter gegaan. Ik was altijd de langste, ik was niet de handigste met de bal, in Jong Oranje zat ik op de bank. Maar volleybal kun je leren en lang zijn niet.
Ik heb ge (tafel)tennist, gevoetbald, gejudood. Op m’n negende ben ik begonnen met volleybal. Je hebt diverse talenten nodig: balvaardigheid, lichaamsbouw, maar ook: kun je tegen drie uur lang trainen. Van het een had ik wat meer, van het ander wat minder, aan balvaardigheid moest ik heel veel aan werken, spronghoogte heb ik ook moeten ontwikkelen. Een ander talent is: maak je juiste keuzes in je loopbaan. Avital Selinger was voor een volleyballer behoorlijk klein – 1.75.m- hij was echter zo bezeten, hij was zo’n superprof dat hij zich wist te handhaven, meer dan dat zelfs. Hij was een sterke spelverdeler, maar als midden-aanvaller waren voor mij Peter Blangé en in Italië Fabio Vullo de beste spelverdelers. Zij speelden heel graag met mij; ik werd uit alle hoeken aangespeeld, ik had een vrije rol, ik kon roepen om welke bal ik ook maar wilde hebben.
Als je me vraagt naar de beste volleyballer aller tijden dan zeg ik onomwonden , Karch Kiraly, met de V.S. Drievoudig Olympisch kampioen. Ron Zwerver is overigens de beste Nederlandse volleyballer ooit. Hij heeft de Olympische droom levend gehouden . Toen anderen naar Italië vertrokken bleef hij in Nederland daar keihard voor knokken.
Wil je iets bereiken, moet je de lat hoog leggen en daar keihard voor werken en trainen. Heb ik nooit een probleem gevonden. Zweten voor een doel is heerlijk! Het hielp me verder. Pierre van Hooijdonk bleef ook steeds maar trainen op vrije trappen en dat heeft hem geen windeieren gelegd. Het hielp hem ook verder.
TRANEN
Ik heb nooit gehuild na een overwinning. Ik kan huilen van vreugde als ik een soortgelijke prestatie van een ander zie. Zoals het goud van Kathy Freeman in Sydney (2000) Ze stond als absolute Australische ster onder enorme druk.
Wij zaten in het Olympisch dorp op 2 km van het stadion. Wij zagen haar winnen op de tv en toen ben ik naar buiten gegaan om te horen wat er in het stadion gebeurde. En daar ik kreeg ik kippenvel van en tranen in de ogen.
Mijn allerlaatste wedstrijd liep uit op tranen. Ik speelde al weer een tijd bij Dynamo Apeldoorn en we stonden in de finales tegen Nesselande , Peter Blangé als coach. De derde wedstrijd , in Apeldoorn ging na twee eerdere nederlagen verloren en het was dus afgelopen. Ik moest stoppen, omdat het lichaam me in de steek liet. Na die wedstrijd liep ik leeg. Tranen met tuiten. Mooi dat Peter toen naar mij toekwam voor een arm om mijn schouder, een groots gebaar.
Toen de lymfekanker genezen werd verklaard heb ik wel wat tranen van vreugde geschreid.
De diagnose kwam als een mokerslag. Ik had al dertien jaar diabetes ; ik had die tia gehad, Pfeiffer, hepatitis, blessures en nu dit. Bij al die ziekten had ik wel een plan en een doel, maar nu niet. Ik zocht naar een structuur, maar vond die niet. Toen besloot ik me volledig over te geven aan de specialisten. En werd het adagium: mijn plan is geen plan te hebben.
Alle ziekten zijn verdwenen. Ofschoon de kans dat de lymfekanker terug komt altijd aanwezig is. Echter heb ik nu alleen te dealen met de diabetes en dat is voor een chaoot die ik ben soms lastig, want die ziekte vereist een gestructureerd leven.
GEWETEN
Ik was bevriend met een Apeldoornse journalist, Ronald Woudenberg en heb ook aan zijn graf gestaan, toen hij overleden was aan kanker. Met Volkskrant-journalist John Volkers kon ik ook goed opschieten. Zo ook met anderen. De vraag is natuurlijk of dat kan. Of je elkaar niet in een voor wat hoort wat gevangen houdt? Het kan als je elkaar respecteert in de taak en rol die je hebt. Dat vond ik met Nederlandse journalisten geen probleem. Die waren kundig en betrouwbaar. Die zaten nooit te azen op smeuïge kleedkamerverhalen. In Italië was dat wel anders. Daar presenteerden de journalisten zich als kenners, maar ze wisten eigenlijk van toeten noch blazen. En schreven maar wat, wat door de lezers geslikt werd.
In alles moet je beseffen dat volleybal een teamsport is. Dat moet bovenaan staan.
Dat is het geweten van de volleyballer: alles ter wille van het team. Maar wel met fair play en daarbij hoort ook: je aan de regels houden, niet vals spelen, geen match fixing. En geen doping.
In mijn tijd kwam creatine op de markt. Dat stond weliswaar niet op de dopinglijst, maar zo’n middel heeft toch al gauw de schijn tegen. Je kon er dikker van worden, dus weg ermee.
Zelf heb ik een keer toen opeens ’s nachts mijn neus dicht zat de Otrivin van mijn vrouw gepakt. ’s Ochtends schrok ik: zat daar niet het verboden middel efedrine in? Ik moest een wedstrijd spelen en heb het de clubarts verteld; die liet het middel onmiddellijk onderzoeken. Het bleek mee te vallen en ik kon spelen.
Het teambelang vereist dat je niet op je strepen moet staan. Er waren genoeg ego’s, maar ik had dat minder. Ik ben wel wat egoïstischer geworden juist om keuzes te maken die de absolute wil om de beste te zijn bevorderden.
Een slecht geweten heb ik over mijn keus naar Treviso te gaan. Het was weliswaar het beste team ter wereld, maar ze betaalden ook het best en dat was een voorname overweging. Ik miste daar de passie om samen met het hele team aan één gezamenlijk doel te werken. Als ik dat van te voren geweten had ..”.