ND COLUMN 14 -DECEMBER 2020
Het vierde seizoen van The Crown is grimmiger en aangrijpender dan de drie vorige. Lady Di en Lady Margaret verschijnen ten tonele. In de privé-sfeer en in het publieke bereik doet de onrust van ‘opgejaagd wild’ zijn intrede. Beelden van de koninklijke jacht op groot roodwild en gevederde schepselen, waarbij je niet de indruk krijgt dat het hier om natuurbeheer gaat , maar meer om behoud van eigen plezier, wisselen af met die van een door Thatcher opgejaagde samenleving, waardoor de onderkant zich steeds meer uitgebuit voelt. Een opgejaagde onderdaan dwingt zich door een paleisraampje en dringt zich aan de Majesteit op in wanhoop en arre moede.
Maar de grootste jachttaferelen spelen zich af rondom Diana (Godin van de jacht!). Geen dag gaat voorbij of ze wordt belaagd en bejaagd door het jachtgilde der paparazzi. Een klopjacht van schrijvers als drijvers en de camera’s als korteloops jachtgeweren. Tot de dood er op volgt, zo weten we.
Tot 10.000 jaar geleden leefden we als jagers-verzamelaars. We evolueerden langzaam naar een landbouwcultuur, te beginnen in het Nabije Oosten. Hoe langer hoe meer denk ik, dat we in wezen jagers en verzamelaars gebleven zijn. Dat dat onze natuur is, in welk cultureel jasje ook gestoken. In het verzamelen schuilt veel onschuldig tijdverdrijf, die hooguit de partner tot wanhoop drijft.
Al hoewel zelfs in het onschuldig jagen kan de vlam in de pan slaan in duwen en trekken om het begeerde in handen te hebben , eerder dan de ander die zijn begerig oog heeft geslagen op de lonkende prooi. Begeerte is de hartstocht van de hebzucht. Niet voor niets wellicht het laatste van de Tien Woorden/geboden.
De begeerte drijft tot fraude, corruptie, ontduiken van regels, tot zoeken van mazen in de wet. De Zuidas als symbool en legitimatie van de hebzucht.
Er is helaas nog een erger jacht. Territoriumdrift van het ergste soort. Als op fazanten in de Schotse Hooglanden wordt gejaagd in Oeganda op homo’s. Als een van de 70 landen! Christenen worden in zeker vijftig landen vervolgd. Ook bij ons zijn homo’s steeds minder veilig, op pedofielen wordt klopjacht gehouden. Anti-semitisme lijkt onuitroeibaar tot in het brein van het uilskuiken van Minerva. Leiders zaaien verdeeldheid en oogsten haat tegen anderen. De gekleurde medemens moet nog vaak op z’n hoede zijn of erger zien te voorkomen.
De over ons gestelden kunnen er ook wat van, zoals blijkt uit de toeslagenaffaire. Grote bedrijven wordt niet veel in de weg gelegd voor hun hebzucht, maar de onderkant werd en wordt opgejaagd als konijnen. En zijn al die vluchtelingen ook geen opgejaagd wild. Hijgende herten die aan de jacht ontkomen willen? En zo kan ik doorgaan. Lees de krant als een blad voor jagers en je weet genoeg.
Dichterbij huis, met eigen gezicht in de spiegel: Wat drijft ons naar wat de koopgoten wordt genoemd? Wat zijn die goten: de afvoerkanalen van het bloed, zweet en tranen van de hebzucht?
Als Rupjes-nooit-genoeg vreten we de aarde kaal en ons zelf tot diepe leegte.
In de Bijbel wordt het mens zijn als jager terzijde geschoven – in Maria’s lied zelfs hardhandig van de troon gestoten -, en wordt gekozen voor het herderschap als onze roeping. Elkaar niet tot buit, maar om te behoeden en te behouden.
Bij Ed Hoornik is dat de keuze tussen ‘hebben’ en ‘zijn’.
Op school stonden ze op het bord geschreven.
Het werkwoord hebben en het werkwoord zijn;
Hiermee was tijd, was eeuwigheid gegeven,
De ene werklijkheid, de andre schijn.
Hebben is niets. Is oorlog. Is niet leven.
Is van de wereld en haar goden zijn.
Zijn is, boven die dingen uitgeheven,
Vervuld worden van goddelijke pijn.
Hebben is hard. Is lichaam. Is twee borsten.
Is naar de aarde hongeren en dorsten.
Is enkel zinnen, enkel botte plicht.
Zijn is de ziel, is luisteren, is wijken,
Is kind worden en naar de sterren kijken,
En daarheen langzaam worden opgelicht.