Column 51
10 febr. 2023
Dealen met verval
Je kunt mij moeilijk beschuldigen van magerte en als ik in de spiegel kijk, wat in elk geval elke ochtend onontkoombaar is, verzucht ik soms: wat een beulskop! Die de laatste tijd nog weer wat ronder en roder is geworden. Vanwege een extra medicament bij de al redelijk forse hoeveelheid die ik dagelijks slik.
In mijn jeugd hoefde ik nog nauwelijks een toilettas. Bestond wellicht nog niet. Een tandenborstel en tandpasta volstonden. Een deostick? Kan het me niet herinneren. Soms Old Spice na het scheren. Nu moet ik bijna aan de beautycase als ik op reis ga, vanwege de diverse luchtjes en smeerseltjes en geurverdrijvers en de pillendoos met dagvakjes.
De tempel van mijn lichaam vertoont scheuren en zwakke plekken, deze schepping zucht en steunt. Kunstgebit en kunstknie, ongemak in darmen en blaas, artrose, pillen om een aneurysma koest te houden en nu dan aan de prednison vanwege spierreuma. En ik besef – en hoor om me heen en zie bij arts en apotheek – dat er meer tempels aan slijtage onderhevig zijn en piepend en krakend op weg zijn naar het einde. Hoelang het duurt voor het verval eindigt in een definitief afslaan van de motor is uiteraard niet te zeggen. Plots kan dat ene bericht komen dat alle andere berichten overbodig maakt.
De stapeling van afbraak zet wel tot denken: naar voren en naar achteren gericht. Wat is mijn eigen rol geweest in wat nu resulteert in de diverse pillenstrips in de badkamer? Tot voor een paar jaar terug vanaf mijn jeugd stevig gerookt; vooral in mijn radiotijd ook niet in de alcoholische versnaperingen gespuugd. En ook nu nog steeds een meelevend lid van de natte gemeente. Wel enorm sportliefhebber, maar zelf weinig sportief, behoudens dan af en toe aan de wandel en in baantjes door het zwembad. Ook niet te veel op gewicht gelet, meer Bourgondiër dan zuinige Huizer. Tel uit je verlies! En toch is er de onbekende factor, het mysterieuze; eigenlijk denk ik vaak: nog een wonder dat ik zo oud geworden ben. Op niveau van de Schrift geformuleerd: hoe zwaar weegt mijn eigen sturen of laten op tegen de leiding van de Schepper? Of in niet te definiëren mysterieuze krachten en invloeden? En dan is er ook nog dat bouwsel dat we ziel noemen, jezelf als persoon. Op weg naar het einde – hoe lang ook nog – overvalt me regelmatig wat ik verwoord vind bij Jorge Luis Borges in zijn gedicht ‘De wroeging’:
Ik heb de ergste zonde begaan
Die een mens begaan kan. Ik ben niet Gelukkig geweest. Laat de meedogenloze gletsjers
Der vergetelheid me meesleuren en verzwelgen.
Mijn ouders hebben me verwekt voor het
Hachelijke, prachtige spel van het leven,
Voor de aarde, het water, de lucht, het vuur.
Ik heb ze bedrogen. Ik ben niet gelukkig geweest.
(…)
Ik ben niet moedig geweest. Nooit wijkt van mijn zijde
De schaduw van de ongelukkige die ik ben geweest.
Voor mezelf geïnterpreteerd als: tekortgeschoten, doel gemist, tekort gedaan. Maar toen was er afgelopen zondag in de intrededienst van dominee Arie de Fijter in de Huizer Zenderkerk een verkondiging die me optilde, treffend verwoord in het lied van Fedde Schurer, dat we zongen en waarvan met name het tweede vers me omarmde:
En of een mens al diep verloren
en ver van U verzworven is,
Gij noemt zijn naam, hij is herboren, vernieuwd door Uw getuigenis.
Uw woord, dat spreekt in alle talen, heeft uit het graf ons opgericht,
doet ons in vrijheid ademhalen
en leven voor Uw aangezicht.
Met de schepping zucht ik ook zelf, maar het mogen barensweeën zijn. Met Achterberg – Over de Jabbok – :
Toen ik het einde had bereikt van mijn verdorvenheden, stond God op uit het slijk,
en weende;
en ik stond naast Hem, ziende neder op een verloren eeuwigheid.
En Hij zei: je had geen gelijk; maar dat is nu voorbij, van heden tot aan die andere eeuwigheid
is maar éen schrede.