Deze week kon ik m’n boekenverzameling over Het Gooi aanvullen met een uitgave uit 1905, getiteld ‘Wandelingen door Gooi en Eemland en Omstreken’ van prof.J.A. De Rijk e.a. Een prachtig gebonden boek, met kleurkaarten en zwart-wit foto’s, gekocht bij Klaas Oostrom uit Bussum die boeken verkoopt, waarvan de opbrengst gaat naar Silent Work, een organisatie die zich inzet voor kinderen in ontoegankelijke gebieden in Afrika. In het boek zijn talrijke advertenties opgenomen, in fraaie lay out, die al de moeite van het bestuderen waard zijn. Zo is er een advertentie van H.Determan uit Hilversum die in kapitale letters adverteert met ‘passementerieën’. Geen idee wat dat zijn, maar Google helpt verder. Passementen zijn ornamenten voor het afwerken van kleding, gordijnen of meubels. De vervaardiging en verkoop er van is dan een passementerie. In Utrecht blijkt op de Lijnmarkt nog een passementerie te bestaan: Baars & van de Kerkhof.
Enfin, het gaat me om de inhoud van het boek. In de inleiding wordt benadrukt dat Het Gooi geologisch/geografisch een unieke positie inneemt in het westen van ons land. Een ‘eiland’ boven Amsterdams Peil in de beide Hollanden, Zeeland en een deel van Utrecht. Het kent daarom al een zeer oude bewoningsgeschiedenis; er zijn zelfs sporen van Neanderthalers gevonden in de buurt van Huizen. Een andere bijzonderheid is dat vanouds de Gooise kerken zijn gewijd aan St.Vitus, een heilige die verder weinig in ons land werd vereerd. De reden: ruim 1000 jaar geleden werd het gebied geschonken aan de abdij van Elten, die aan St.Vitus gewijd was. Het gebied tussen Eem en Vecht heette toen Nardingerland en was in bezit van graaf Wichman. Elten ligt achter Arnhem, is Duits, maar is na de oorlog nog even als genoegdoening Nederlands grondgebied geweest en bestaat uit Laag-Elten en Hoog-Elten oftewel de Elterberg, waarop de abdij lag. De stamvader van graaf Wichman stierf in 690 als hertog van de Elzas. Na een paar generaties ging de hertogentitel verloren en werd vervangen door de graventitel van Noordgouw, een graafschap in het noordelijkste deel van de Elzas, grenzend aan Palts-Beieren oftewel de streek rond Karlsruhe. De Elzassers kregen delen van Nederland, waaronder Nardingerland in bezit na een oorlog tussen de reeds christelijke Franken en de nog heidense Friezen. De Franken wonnen en gaven veroverde gebieden in bezit van strijders aan hun kant. Onder hen Ruthard, een voorvader van Wichman, die behalve het latere Gooi ook de Veluwe in handen kreeg. Wichman was ook nog graaf van Hamaland, het Gelderse deel rechts van de IJssel. Urk viel waarschijnlijk ook onder zijn gezag. Wichman had twee dochters, van wie Luitgarde zich aangetrokken voelde tot een kloosterleven. Hij stichtte toen voor haar een abdij te Elten het zuidelijkste deel van Hamaland. En schonk haar als ‘bruidsschat’ Nardingerland.
Luitgarde wijdde haar klooster aan St.Vitus. Vitus werd als zoon van een heidense senator op Sicilië geboren en bekeerde zich al op zeer jonge leeftijd tot het christendom. Zijn vader tracht hem middels martelingen daarvan weer af te brengen. Hij vertrekt naar Rome, geneest de krankzinnig geworden zoon van keizer Diocletianus, wat hem door de keizer bepaald niet in dank wordt afgenomen. Hij is een gewelddadig tegenstander van de kerk en ook Vitus treft zijn toorn en terreur. Hij bezwijkt uiteindelijk onder de martelingen van Diocletianus en ook Maximianus. St.Vitus – zijn naamdag valt op 15 juni – is de beschermheilige van dansers, zangers en epileptici. Zijn relieken worden bewaard in de Duitse Abdij van Corvey. De st.vitusdans is een populaire benaming van een zeldzame neurologische ziekte, gekenmerkt door schokkerige/dansende bewegingen van gelaat en ledematen. Ten tijde van Pepijn de Korte, de eerste koning der Franken uit het Karolingisch huis was het lichaam van St.Vitus overgebracht naar St.Denis, waar Pepijn zelf ook begraven ligt. (Vanaf Clovis I werden tot aan de Revolutie van 1789 vrijwel alle koningen in de basiliek daar begraven; tijdens de revolutie werden de graven geplunderd en de stoffelijke resten in een massagraf gegooid; in 1815 volgde herstel en werden ook 19e eeuwse koningen hier begraven) In 863 werd St. Vitus in plechtige optocht overgebracht naar een nieuw klooster in Corbey/Westfalen. Twintig dagen duurde de reis en trok veel bekijks onderweg. De bevolking was dermate onder de indruk dat men de heilige zwaar begon te vereren. Tot het gebied waar de tocht door heen voerde behoorde ook Hamaland. Vandaar dat het door Wichman voor Luitgarde gebouwde klooster aan hem gewijd werd. Het klooster vergaarde roem en rijkdom, kreeg het predikaat koninklijk en bleef bestaan tot aan de Franse omwenteling. In de 13e eeuw schonk de abdij Gooiland aan graaf Floris V van Holland. Maar nog lang daarna heeft de abdij een stenen voet aan de grond in het gebied. Dat ontdek ik op een 16e eeuwse kaart. Boven Maartensdijk, toen nog St.Maartensdijk als kerkje weergegeven, is een huis met bomen getekend en daarbij geschreven : ‘die hofstede van Elten’. Op een huidige kaart is daarvan niets meer te zien.
Op het Online-Museum Bilthoven vind ik een artikel van L. van de Brink uit 1993 over de hofstede van de Vrouwe van Elten. Deze beschrijft eerst hoe Nardingerland en de abdij van Elten met elkaar verbonden werden, zoals ik hier boven heb gedaan. En gaat dan nader in op de betekenis en consequentie van het verkrijgen van de door Wichman geschonken bruidsschat. Deze had pas waarde als het grondgebied inkomsten zou opleveren. Dat vroeg om structuur en bestuur. Bestuur hield o.a. in leiding in de rechtspraak. In 996 verwierf de abdis tevens landsvrouwe een hogere rechtsmacht oftewel ‘het recht van put en galg’. Het gaf het recht om bij bepaalde vergrijpen de doodsstraf uit te spreken. De exploitatie van een grootgrondbezit verliep vaak via een ‘curtis’. Van de Brink: “Dat was een bedrijfsorganisatie met als centrum ‘den hof’ van de heer of vrouwe en aantal hofhorige hoeven rondom”. Het is heel goed mogelijk dat de Vrouwe van Elten ook zo’n ‘vroonhoeve’ kende.
De stadssecretaris van Naarden, Pieter Aelmanszoon, deed van 1525 tot 1527 te voet onderzoek naar niet alleen de omstreden grens tussen Gooi en Sticht, maar ook naar deze vroonhoeve, wier bestaan dus toen al onduidelijk was. Van een voormalige monnik van de abdij van Oostbroek, ene Gijsbert Lapp, vernam hij dat het om een grote hofstede moest gaan, omringd door grachten en verwees hem naar een gebied ten zuidwesten van de Vuursche. De stadssecretaris vond de resten van een donjon en ridderzaal, een bouwontwikkeling uit de 13e eeuw. In een proces-verbaal uit 1449 aangaande de grens tussen Holland en Sticht is ook sprake van een Hofstede van Elten. Van de Brink vermoedt nu dat het in de buurt heeft gelegen van boerderij Tautenburg. In de tweede helft van de 16e eeuw liet de Utrechtse bisschop Frederik Schenk van Toutenburg een jachtslot bouwen in de buurt van die in dezelfde tijd gebouwde boerderij: “Zou het kunnen zijn, dat het kasteel Toutenburg werd gebouwd op de fundering van de hofstede van de Vrouwe van Elten?”. Zijn gewaagde veronderstelling zou hij graag bevestigd gezien worden door grootscheepse opgravingen. Als je Tautenburg intikt op Google kom je bij een tennisvereniging in Maartensdijk die zo heet en tik je Toutenburg in , met ou dus, kom je bij zorgboerderij Nieuw-Toutenburg.
Albertus Perk, notaris en historicus van Hilversum, kopieert in 1843 de kaart van 1525, dus inclusief de Hofstede van Elten. Deed hij dat te klakkeloos of was de situatie in al die eeuwen nauwelijks of niet veranderd? En was er inderdaad nog een overblijfsel van die hofstede? En gaat de theorie van Van de Brink (Elten=Toutenburg) dus niet op? Hoe het ook zij: behalve dat nog steeds de katholieke godshuizen in het Gooi aan St.Vitus gewijd zijn, herinnert er niets meer aan de eeuwen dat Gooiland met Elten verbonden was. Overigens is de kerk van Laren vanouds aan St. Jan gewijd en die de RK kerk van Huizen aan de apostel Thomas, aan wie de voorloper van de (Hervormde) Oude Kerk al gewijd was. Dat duidt er op dat in deze plaatsen al godshuizen stonden, voordat Nardingerland/Gooiland in bezit kwam van de Eltense abdij.