Een vriendin schonk mij een deel van haar collectie kerkkaarten. Zo ook deze. De kaart is aan de achterkant beschreven en zo weten we dat het een kaart uit de jaren vijftig betreft. De afzender heeft zijn schrijven gedateerd : 15 mei 1959. Ik zou elf dagen later tien jaar worden. Er loopt een man naar de toegang onder de kerktoren. Nee, hij kijkt op het mededelingen- cq. informatiebord naast de toegang. Het lijkt wel of hij iets onder z’n linkerarm houdt. Ik veronderstel dat hij met de Volkswagen Kever, half geparkeerd op het ruige plantsoentje, gekomen is. De torenklok wijst ‘tien over half twee’. Het aardige van deze ansichtkaart is dat de fotograaf niet heeft gewacht tot hij een volledig ‘vrije’ kerk voor zijn lens had. De kaart kent leven. Rechts onderin lijkt een ton te staan.
Tik op Google Callantsoog in en je vindt bij Wikipedia: ‘Het dorp is bekend als badplaats’. Een ‘oog’ is een ander woord voor ‘eiland’. Zie Schiermonnikoog: eiland van de schiere monniken. Callant is waarschijnlijk afgeleid van de Friese mansnaam ‘Kalle’ oftewel ‘Karl/Karel’. Sinds 980 heette het dorp ‘Kallinge’, gelegen op een strandwal. In de 12e eeuw werd die strandwal door stormvloeden doorbroken en ontstond een eiland. Aan de noordkant kreeg de stroomgeul de naam Heersdiep, aan de zuidzijde Zijpe. Kallinge werd ‘Callingen in de Ogen’. Door afslag werd het eiland steeds kleiner tot het dorp zelfs geheel verdween. Een andere nederzetting op het eiland kreeg de volle laag tijdens de Allerheiligenvloed van 1570. Een deel van de bevolking sloot zich aan bij de Watergeuzen; circa 150 personen vluchtten naar de buurtschap Sevenhuysen in een duinvallei. Dat leidde tot de nederzetting Callensoog. In 1580 werd een kerk gebouwd met stenen uit de oude nederzetting, met een klok uit 1491. Achter de duinen liggend land werd bedijkt en in 1597 werden de bovengenoemde stroomgeulen afgesloten en om het gebied nog beter te beveiligen werd in 1610 de Johan van Oldebarneveltsdijk aangelegd.
In 1795 legde Jan van Kinsbergen, graaf van Doggersbank, zeeofficier en filantroop op de duinen van Callantsoog seinposten aan, met het oog op een mogelijke invasie. Vier jaar later kwam die invasie ook: 15.000 Russische en Britse soldaten landden ten noorden van Callantsoog en leverden hevige gevechten met Franse en Bataafse troepen, waarbij de kerk van het dorp gebruikt werd als paardenstal. In deze Slag bij Callantsoog wist het Britse leger onder generaal Ralph Abercromby de Bataafse troepen onder generaal Herman Willem Daendels tot terugtrekken te dwingen.
In 1825 kreeg Callantsoog de beschikking over een reddingstation. In 1894 werd vanaf Petten via Callantsoog een smalspoorlijn doorgetrokken tot Grote Keten om materiaal aan te voeren tot versterking van de kust. In 1914-15 werden tussen de badplaats en Sint Maartenszee twaalf strandhoofden aangelegd om de golven te breken en zo de aanslag op de kust te verminderen. Tijdens W.O.II was de boerderij van de familie de Jong vertrekpunt van zeker vijf Engelandvaarders.
Vanouds is de streek rond Callantsoog agrarisch gebied, in de vorige eeuw heeft als nieuwe en voorname bron van inkomsten het toerisme zich ontwikkeld, Callantsoog werd badplaats. Op 27 april 1973 werd hier het eerste naaktstrand wettelijk toegestaan. Vanaf Callantsoog vertrekt de Lange afstandsfietsroute LF10 langs de Waddenkust die eindigt in Bad Nieuweschans. Probleem voor het dorp is dat de duinenrij slechts één duin breed is, wat met de steeds manifester wordende klimaatverandering over een jaar of vijftig te smal zal zijn. Het dilemma en dus discussie er over is of dat opgelost moet worden met versterking van de kust zeewaarts, wat veel onderhoud vergt of landinwaarts, waarbij huizen moeten worden afgebroken.
Hoe oud de dorpskerk van de ansichtkaart is, is onduidelijk. Boven de torendeur staat 1671, op een steen boven de ingang: 12 maart 1696. Overigens beide niet te zien op de kaart uit de vijftiger jaren, wel op de huidige kerk, dus later aangebracht, even als een extra informatiebord rechts van de toegang, een lamp boven de toegang en een monument voor de linker zijbeuk; het plantsoentje en het terrein er om heen is bestrating geworden. Van de site van de huidige PKN-gemeente neem ik over:
Callinge wordt in een giftbrief uit 920 van Graaf Dirk I en zijn vrouw Geva genoemd, die dan een deel van hun bezit in Callinge aan het klooster van Egmond schenken.
Omstreeks 1450 worden parochie en pastoor onderhouden met de tienden van de visvangst en de opbrengst van een graanmolen. Aan het eind van de vijftiende eeuw staat in Callinge een stenen kerk, drie kilometer ten noordwesten van de huidige, met een bronzen klok.
Door het stuiven van het strand en het wandelen van de duinen van ’t Oogh viel de positie van het dorp niet te handhaven.Kerk en gebouwen werden in 1520 verplaatst naar de noordpunt van het eiland, waar al een kapel stond. Dit ‘tweede’ dorp werd verzwolgen door de Allerheiligenvloed van 1 november 1570. De zee spoelde over de noordpunt van het eiland de drooggelegde Zijpe in. De schade was zo groot dat pas in 1610, gelijk met de bouw van de zanddijk naar Huisduinen, gefinancierd door de Staten van Holland en Zeeland, de kustlijn van het eiland weer gesloten kon worden. Wat restte aan gebouwen werd overgebracht naar het oude landinwaarts gelegen oude kustduin, waar het gehucht Sevenhuysen lag. De kerk werd in 1580 uiterst oostelijk van het dorp weer opgebouwd. En U kunt zelf constateren waar de kerk nú staat. De (dure) stenen en de klok zijn steeds meegesleept. In 1671 werd de noordelijke beuk aan de kerk gebouwd, die te klein was geworden. In 1925, opgestart door ds. France, vond een grondige restauratie plaats. De muren werden afgebikt, maar het ratjetoe van stenen was geen gezicht. Dus werd de kerkmuur wit geschilderd.
De torenklok uit 1491, vervaardigd door Gherardus de Wou, werd in WO II uit de toren gehaald, maar het schip waarmee de klok werd vervoerd, werd op het IJsselmeer tot zinken gebracht en de klok keerde na de oorlog terug. De preekstoel komt uit het Gelderse Niekerk, werd na de inval van de Engelse en Russische troepen aan Dirkshorn geschonken. Die hadden het niet nodig, terwijl Callantsoog zijn preekstoel kwijt was omdat die door het invasieleger met al het andere hout van de kerk was opgestookt in de natte nazomer van 1799. Dirkshorn was bereid de preekstoel aan Callantsoog te verkopen. Verdere informatie , overgenomen van de site:
Het gedenkbord boven de ingang. Geschonken door Mr. Jacob Coren van der Mieden en sijn huysvrouw Susanna Doubleth, Heer en Vrouwe van Callantsooge, anno 1741.
Van der Mieden was sedert zijn in januari 1726 gesloten huwelijk voor ¼ heer van Callantsoog. De heren en vrouwen van Callantsoog hebben van oudsher bijgedragen aan de kerk van ‘t Oogh en hadden tot het eind van de negentiende eeuw een stem in het kapittel bij het benoemen van een nieuwe predikant. Van der Mieden is in de geschiedenis van Callantsoog vooral blijven voortleven door zijn conflict met de schout ter plaatse, die hij in een hol opsloot. Maar tenslotte werd er recht gesproken en verloor Van der Miede zijn vermogen aan schadeloosstelling. Had hij maar beter gelet op laatste zinnen van zijn gedenkbord:
Dies werkt uw Zaligheyt met vreesen en met Beeven
Voor Gods Alsiendend OOGH. Zoo Zult Gy eeuwigh Leeven
De twee wandborden aan weerskanten van het orgel zijn afkomstig uit het gemeentehuis van Callantsoog. Een herinnering aan de vroegere zelfstandigheid van deze gemeente.
De adelaar-lezenaar (afkomstig uit een Engelse kerk) is een geschenk van de heer Kloosterboer, aangeschaft op verzoek van ds. Terlaak Poot, die de lezenaar tegenkwam bij een oude Hilversumse mevrouw.
De dooptuin is na de oorlog verdwenen en heeft plaats gemaakt voor de avondmaalstafel, een gift van de vrouwen van de bazaar-krans. Deze dooptuinen (hekken) vindt u nog wel in de kerken van Oudesluis, St. Maartensbrug en Burgerbrug.
Het Standaart orgel is eveneens aangeschaft door bemiddeling van ds. Terlaak Poot, eind jaren vijftig, met steun van heel het dorp en komt uit Rijswijk in Noord Brabant.
Grafstenen. De overblijfselen van de begravenen in de kerk zijn nooit geruimd. Na 1830 mocht bij de wet niet langer in de kerken begraven worden. Bij de restauratie van 1980 is de houten vlonder in de Noordbeuk vervangen door oude grafstenen uit Huisduinen, die omgekeerd neergelegd zijn.
Op het kerkhof staat de mansbuste van “Mr. Dirk / Burger / van Schoorl / 1717”. Hij was chirurgijn aan de Oudesluis in de Zijpe. Hij schreef o.a. een aantal kronieken.
In de kerk vindt u grafstenen met o.a. de volgende inscripties:
DIRCK PIETERSZ ABBESTE / SECRETARIS IN CALLANS / OOGE IS GERUST NA DAT / HIJ HET SELVE AMT ALHIER / 39 JAREN HEEFT BEDIENT / OP DEN 8 JUNI ANº 1688 / SIJN 2E HUYSVROUW RIC / KELTJE CORNELIS ONTSLAP / DEN 15 OCTOBER 1683.
Hij was een gezworen landmeter en rentmeester van Callantsoog. Van hem is een aantal fraai getekende kaarten van delen van het Noorder- kwartier bewaard. Den 6 Feb. 1678 huwde hij te Schagen Rijckeltje Cornelisdr. aldaar.
Hier leyt begrauen / Aryaen Cornelisoon / Vos Ovt Schipper Vant / Toogch Is Inden Heere / Gerust. Den 2 Ianewarius / Anno 1650 Ovt Zynde / Omtrent 66 Iaren. Medaillon, waarin een merk (Rom. Cijfer XIII).
Lager gelegen leest men:
Laet lopen Die Loopen Lust.
Ick Heb Geloopen Nv
Legh Ick In Rvst. / _ (51)
Zijn vrouw rust, met hetzelfde bijschrift, onder de ouderlingen-bank.
Sinds haar herbouw in 1580 is deze kerk een Protestantse kerk. Zij wordt nu door Protestanten en Katholieken gebruikt. De toren, 15 meter hoog, functioneerde tot de duinverhoging in 1977 als baken voor de zeevaart.
Tot tweemaal toe wordt in bovenstaande informatie de naam genoemd van ds. Terlaak Poot en dat is de afzender van de kaart in mijn bezit. Hij heeft zijn naam gestempeld met rode inkt als dr.L.D.TERLAAK POOT, wonende aan de Zeeweg 51, met het telefoonnummer 324 (K2248). Hij richt zijn schrijven aan de ‘Weled.Heer A.L.van Dijk’, werkzaam op het bureau van de Centrale Hervormde Kerkenraad in Amsterdam. De afzender bedankt hem voor zijn goede zorgen, dat hij alle ‘stukken’ in goede orde heeft ontvangen en dat hij het bedrag van f 3,86 zal overmaken naar de ‘postrekening’ van de kerkvoogdij. ‘U en de uwen van harte goede en gezegende Pinksterdagen toegewenst! Met beste groeten, van huis tot huis, hoogachtend, uw L.D.T.P.’
Wie was deze Terlaak Poot? Hij blijkt Callantsoog sinds 1956 gediend te hebben nadat hij met emeritaat was gegaan. Hij werd geboren in 1890, studeerde in Leiden en Amsterdam en promoveerde op het oudchristelijke avondmaal. Hij was predikant in onder andere Haarlem, Amsterdam en Den Haag, deed dienst als veldprediker en als hoofd scheepvaartpredikant voor de binnenvaart. Hij publiceerde o.a. ‘Pastoraal boeketje’, ‘Spiegel van de eindtijd’, over de Openbaring van Johannes en samen met K.Norel: ’De tirannie verdrijven’, over de oorlog. Op 23 december 1974 overleed hij in ziekenhuis De Lichtenberg in Amersfoort.
Achterblijvende vraag: is de man op de ansichtkaart de afzender er van, dus Terlaak Poot zelf?
De vriendin uit wier verzameling ik de kaart heb gekregen, een echte Amsterdamse, die haar hele inmiddels lange leven kerkelijk betrokken reageert op mijn stuk als volgt:
Oorspronkelijk heette hij Poot maar na het overlijden van zijn tante heeft hij behalve de erfenis, ook haar naam aangenomen en Terlaak er voor gezet, dat zal hem wel wat geld gekost hebben, maar zijn naam werd er wel door verrijkt en zijn afstamming niet te vergeten. Ik heb hem wel horen preken in de Prinsessekerk, maar daar herinner ik mij niets van.
Verder : A.L.van Dijk was de amanuensis van de Hervormde Gemeente Amsterdam en later koster van de Prinsessekerk. Maar ook de vader van zijn zonen, waarvan jij beslist wel gehoord hebt, zo niet kent. Louis en Rob. beiden het hoofd vol met muzieknoten. Zij hadden les van Eltjo Bos die hen in het begin op de piano les gaf en later op het orgel. Ik weet wel zeker dat ze later les kregen van Piet van Egmond op het orgel van de Prinsessekerk.