Deze zeg maar gerust ‘belijdenis’ trekt direct alle aandacht en vraagt om verdieping in de man onder wiens naam dit stevig aforisme gebeiteld en geschilderd is. Dr. Benno Stokvis, op 3 januari 1977 overleden en begraven op de Algemene Begraafplaats naast het St. Janskerkhof, buiten Laren aan de weg naar Hilversum. Op dat kerkhof liggen een aantal bekende Nederlanders, zoals Carry van Bruggen en Bert Haanstra.
Maar wie was deze Stokvis? Niet zo lang geleden verscheen een biografie over deze advocaat, want dat was hij. Daarnaast was hij letterkundige en kenner van en schrijver over paarden. Na de oorlog zat hij van 1946 tot 1952 in de Tweede Kamer voor de CPN. Hij breekt met die partij en vindt via de PVDA uiteindelijk politiek onderdak bij DS’70.
Stokvis heeft Joodse voorouders, de familie van zijn moeder was afkomstig uit Wit-Rusland.
Behalve voor zich zelf weet Stokvis tijdens de Bezetting het voor elkaar te krijgen dat van circa tweehonderd personen hun joodse afstamming uit hun papieren verwijderd werd. Ze werden derhalve ‘geariseerd’ en redden daarbij hun levens.
In 1952 laakte Stokvis als kamerlid bij de behandeling van de Advocatenwet het gedrag van de balie. Raden van toezicht en dekens bleven volledig passief toen aan joodse advocaten het recht werd ontzegd om niet-joodse cliënten te mogen bijstaan en zeker ook toen deze werden weggevoerd. “Hebben zij, wier taak het niet slechts was de leden van de orde te leiden, maar ook hen te beschermen een vinger uitgestoken, toen van deze leden de gerechtigheid vertrapt werd? Neen. In het ure van gevaar hebben zij hun eerste plichten verzaakt”.
Tussen 1967 en 1975 verzorgt Stokvis op de radio de rubriek ‘Recht en slecht’, een juridische vraagbaak. De rubriek sluit hij steevast af met de woorden: “En zo staan wij thans aan de vooravond van de totale ondergang van Nederland. Ik wens u smakelijk eten en een prettig weekend”.
De vrouw op de steen was zijn laatste geliefde, een apothekersassistente uit Laren.