Op een stralende vijf mei in het coronajaar 2020 vervolgden Anja, Fieke, Rob en ondergetekende het pad dat min of meer langs de oude Romeinse grens in ons land voert. Start bij het station van Bodegraven. Sinds oktober 1878 kent Bodegraven een station; het gebouw dat er nu staat is al het derde en stamt uit 1914. Sinds 2007 is het stationsgebouw gesloten voor publiek en is Het Kookstation er in gevestigd, waar o.a. kookworkshops worden gegeven.
Bodegraven was al in de Romeinse tijd bewoond. Daarna verdwijnt het in de mist van het verleden om als kleine nederzetting op te duiken in de middeleeuwen als Bodelo. In de strijd om het eigendomsrecht tussen de bisschop van Utrecht en de graven van Holland trekken de laatsten aan het langste eind. De nederzetting lag in moerassig gebied, waaruit gaandeweg steeds meer land werd ontgonnen, te beginnen vanaf de hoger gelegen rivieroevers van Oude Rijn, de Meije en de Oude Bodegrave. In 1350 werd een sluis gebouwd, beslissend voor een blijvend bestaan van het dorp. In 1672, het Rampjaar, lag Bodegraven vlak achter de Hollandse Waterlinie. Deze was geïnundeerd, maar in de winter bevroor het en konden de Fransen over het ijs verder trekken. Tussen Zwammerdam en Alphen werden ze staande gehouden en teruggedreven, waarbij ze Bodegraven met de grond gelijk maakten. Toen werd in opdracht van stadhouder Willem III in 1673 fort Wierickerschans gebouwd. In 1870 werd het dorp door een uitslaande brand van een bakkerij zwaar getroffen: honderd huizen brandden af, 130 gezinnen raakten dakloos. Een landelijke collecte bracht het dorp weer op de been. Bodegraven is een voornaam centrum van de kaashandel. In 2005 werd André de Jong tot grootste Bodegraven Aller Tijden gekozen. Uitgerekend in het jaar dat hij zijn fabriek sloot. Fabriek van shampoo, van het bekende merk Andrélon. De naam is een samentrekking van de naam van de kapsalon van zijn vader, ook André geheten: ‘André’s Kapsalon’.
Via een paar straatjes met fraaie voorname huizen komen we bij de Oude Rijn, waar aan de overkant pakhuis De Phoenix hoog oprijst. We volgen het pad langs het water. Een vrouw fietst ons tegemoet. Ze blijkt te horen bij iemand die parallel aan haar door het water ‘ploegt’. Met een oranje ‘blaasbalg’ op zijn rug. Ja ‘zijn’: onze aanvankelijke veronderstelling dat het om een vrouw gaat blijkt onjuist. Het is de dertienjarige zoon van de vrouw op de fiets die het zwemmen zo mist dat hij de Oude Rijn gekozen heeft voor zijn hobby. We volgen de Oude Rijn gedurende 2,5 km, tot aan genoemde Wierickerschans.
Ik had de dag er voor mijn column voor het Nederlands Dagblad geschreven. Dat ging over honden. Vandaar de twee volgende foto’s. En nog een foto van een ‘hengelaar in miniformaat’?
Fort Wierickerschans ligt op de kruising van de Oude Rijn met de Enkele Wiericke. Op de website van het fort wordt het een tijdloos militair monument genoemd. Ofschoon het fort weliswaar steeds wel werd aangepast aan de inzichten en veranderingen binnen en van de krijgsmacht, heeft het toch altijd zijn oorspronkelijke vorm behouden. Woerden, Oudewater en Schoonhoven waren ook ‘stercke steden’, zoals deze forten werden genoemd, omdat het leven zich afspeelde achter poorten, wallen en bastions, maar die steden zijn bij uitbreiding in de 19e eeuw drastisch veranderd door sloop etc. Het fort is in gezonde tijden te bezoeken als museum, voor bruiloften en partijen, om te varen e.d.
Bij het fort verwijderen we ons van de Oude Rijn, wandelen rechts om het fort heen en volgen al snel de Enkele Wiericke, een bijna acht kilometer lang kanaal, in 1364 gegraven om het overtollige water van de Oude Rijn te kunnen lozen op de Hollandse IJssel, bij Haastrecht. Parallel aan dit kanaal loopt de Dubbele Wiericke. Tussen de twee kanalen ligt de polder Lange Ruige Weide. Bij elkaar is het onderdeel van de oude Hollandse Waterlinie. Na het oversteken van de spoorlijn komen we voor lange tijd te lopen over een graskade, Prinsendijk geheten. De dijk is genoemd naar prins Willem III, die in 1672 opdracht gaf om de dijk op te werpen om het inundatiewater uit de bovenloop van de rivieren te keren en te verzamelen in de polder tussen de twee Wiericken. De Hollandse Waterlinie is hier op z’n smalst. De Enkele Wiericke vormt de grens tussen Hoogheemraadschap van Rijnland, waartoe de Prinsendijk behoort en het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden. De laatste heeft hard gewerkt aan verbetering van de kade, het uitbaggeren van het kanaal, bestrijding van muskusratten. Als herinnering heeft het een uitkijktoren geplaatst, de Wierickerwachter, geflankeerd door 3 oude boomstronken met bovenop beelden van aalscholvers.
Voordat we daar zijn aangeland moeten we eerst de A12 onderdoor. Rob en Anja volgen het boekje en nemen het geasfalteerde fietspad; Fieke ontdekt een rechtstreekse onderdoorgang voor voetgangers en ik volg haar. We houden een kleine picknick-stop op een wankele vlonder in het kanaal.
Nog 2,7 km over de Prinsendijk, bij een te koop staande fraaie boerenhoeve nog een hekje over, met daaraan bevestigd de curieuze mededeling dat het verboden voor fietsers is. Het is ons een raadsel hoe een fietser in staat zou zijn dit verbod te overtreden.
Bij reeds genoemde uitkijktoren weer een hek over en linksaf. Rob was ons al ver vooruit en heeft de uitkijktoren beklommen, maar als wij arriveren moedigt hij ons niet aan om zijn voorbeeld te volgen. Dus rusten we onder de toren uit en foerageren.
Een fietspad brengt ons in het dorp Driebruggen, waar er slechts twee bruggen te vinden zijn. Evert Hartog uit Spakenburg staat er met een viskraam. Heerlijke kibbeling en lekker broodje makreel is ons deel. Aan zijn kraam- zoals overal – een A4 met de bekende coronamaatregelen ; als laatste : éet meer vis!’
Officiëel voert het Limespad na de ophaalbrug rechts over het erf van een oude boerenhoeve, maar die doorgang is zo smal, dat in deze tijd van de coronacrisis het niet verantwoord wordt geacht om die route te nemen.
Een alternatieve route brengt ons over een kronkelende dijk met oude en nieuwe boerderijen naar de grens met het dorp Waarder, waar we rechtsaf het weidegebied ingaan over een lang graspad.
Uiteindelijk komen we weer op de oorspronkelijke route; we gaan links af ,een hekje over en over een graspad naar een asfaltweg. Er wordt een purperreiger gespot, zeker door Rob, Fieke en Anja; achterloper als ik ben, heb ik letterlijk het nakijken: ik zie iets wegvliegen wat een purperreiger zou kunnen zijn.
Bij de asfaltweg rechtsaf en na een kilometer bereiken we het gehucht Papekop, waar mijn auto staat. Rob en Anja liepen het laatste stuk behoorlijk voorop, ook omdat Fieke piepgeluiden vanuit een geknotte wilg met grote opening aan de bovenkant hoorde. Ja, verdraaid, geluiden als van kuikentjes. Van een steenuil? Helaas konden we diep in het donker van de stam niets zien. Maar volgens de apostel Paulus is het geloof uit het gehoor, dus…
De weg die naar Papekop leidt heet de Johan. J. Vierbergenweg, genoemd naar een in 1916 in het Duitse Efferen bij Keulen geboren douanebeambte, die aanvankelijk in Oudewater woonde. Tijdens de oorlog is hij gestationeerd in Bergeijk. Dit dorp vormt een belangrijke schakel in het illegaal over de grens brengen van neergestorte geallieerde piloten. Vierbergen helpt daarbij, maar onderneemt in het voorjaar van 1944 met twee Britse piloten zelf ook een poging om via België, Frankrijk en Spanje Engeland te bereiken. Op een station tussen Dendermonde en Gent wordt het drietal ontmaskerd en gearresteerd. Vierbergen belandt in de gevangenis van Bruchsal en verschijnt voor het vuurpeloton. Hij ligt begraven op het Ereveld te Loenen. Hij wordt in Oudewater met een monument herdacht en dus hier met een weg.
Papekop is een voormalige ambachtsheerlijkheid, de laagste bestuurseenheid op het platteland. Tot 1820 was het een zelfstandige gemeente binnen de provincie Utrecht. Daarna ging het tot Zuid-Holland behoren. In 1964 werd Papekop bij Driebruggen gevoegd, inmiddels ook al geen zelfstandige gemeente. Het grondgebied bestond in de Middeleeuwen voornamelijk uit moeras en was eigendom van de bisschop van Utrecht. Deze gaf de grond uit voor ontginning, een ‘cope’ genoemd. De opbrengst moest ook ten goede komen aan de pastoor, oftewel ‘paap’ van Waarder. Voila: Papekop. Het dorp kende een school, tot 1995; een koffiehuis, thans De Dijketelg en eveneens een treinstation. Dat werd in 1857 als station Oudewater, zowel voor personen- als voor goederenvervoer geopend. Tot meer bewoning en economische groei heeft dit niet geleid. Oudewater zelf had er ook niet veel aan: te ver van het stadje gelegen. Er kwam wel een paardentram op Papekop, later vervangen door een bus. In 1936 werd het station gesloten voor personenvervoer, in 1969 ook voor goederenvervoer. Station en stationsgebouw werden afgebroken.