Op de Tweede Pinksterdag van het Coronajaar 2020 gaven we gevieren wederom een slinger aan het Pelgrimspad. Een gedenkwaardige dag, want op deze eerste dag van juni mochten de terrassen weer open, mits de clientèle zich hield aan de nog immer geldende 1,5 meter afstand. Het was ook de dag dat alleen met een mondkapje voor of om met het openbaar vervoer gereisd mag worden. Ook buiten op veerponten! Enfin wij waren met de auto aangereisd en zouden als zodanig ook weer afreizen. We waren halverwege Knegsel en Vessem gebleven, in – toepasselijk – Halvemijl. Een stralende dag voerde ons langs bosranden en door open akkerland over zandwegen naar Vessem. Het dorp ligt aan de Kleine Beerze en wordt al in 1292 vermeld, maar opgravingen aan het kerkplein toonden aan dat er al in de 11e eeuw boerderijen om de kerk lagen. De kerk die nu reusachtig in het dorp prijkt is uit 1882, op de fundamenten van de gesloopte oude kerk; de toren is 15e eeuws. De kerk is gewijd aan St.Lambertus, een in de 7e eeuw in Maastricht geboren lid van een adellijke familie. Bisschop geworden van zijn geboortestad heeft hij vanwege conflicten met de burgerlijke overheid moeten vluchten en onderduiken en tenslotte werd hij in 705 vermoord. Het kerkhof kent een fraaie calvarieberg en zou ook oorlogsgraven moeten herbergen, die we echter niet konden vinden. Verder maar weer, het dorp waar oud-PSV-trainer Jan Reker geboren werd, uit. De Jacobusmolen, de grootste korenmolen van ons land laten we rechts liggen. Wel komen we langs de Jacobushoeve, een oude boerderij , waar Santiago-pelgrims elkaar ontmoeten kunnen, en waarin een heemkamer en een Wereldwinkel gevestigd zijn. Terrassen open, maar dit culturele trefpunt houdt de deuren nog gesloten.
Een klein stuk over asfalt en dan volgt al snel wat een schouwpad genoemd wordt, langs een te schouwen sloot; over een grasdijk, een asfaltweg oversteken, over een zandweg waar ons een tractor tegemoet komt, stofwolken als een zandstorm over ons uit stotend. Eindelijk bij een bos- en heidegebied, waar stilte heerst, de kleine bonte specht zich even laat zien en duizenden metershoge margrieten uitbundig bloeien. En niet veel later zijn we op de Landschotse Heide, met een aantal vennen, sommigen al ingedroogd tot niet meer dan moerasweiland. Het natuurgebied is ruim 200 ha groot en eigendom van het Brabants Landschap. Het heeft nog een rol gespeeld tijdens W.O.II. De Duitse bezetter bouwde het vliegveld Welschap bij Eindhoven uit tot serieuze proporties. Piloten in opleiding oefenden in de omgeving. Op de Landschotter Heide – toen groter en natter – werden havens en boten nagebootst. De boten waren aarden ruggen met sloten, in een grootte van 50 bij 7 meter. Om het geheel realistischer te maken waren houten kajuiten gebouwd. Een observatiepost was opgericht om te kijken of de oefenbommen doel troffen. ‘Ons’ pad voert langs overgebleven ‘boten’ en oefenbommen.
We pauzeren bij Keijenhurk, het grootste ven, een tweetal jonge dames in strandkledij aan de oever er van ten spijt. Er vliegt een kraanvogel over, bevestigd door een wandel-en verrekijkstel in korte broek en stevige schoenen, hij bioloog, zij ecoloog.
We lopen links om de heide heen , steken bosgebied in, met speelgelegenheid voor kinderen, langs een reuzen mierenhoop en belanden uiteindelijk in Middelbeers. Het dorp is onderdeel van de gemeente Oirschot en telt amper 4000 inwoners, maar heeft aan het centrale plein wel een paar horecagelegenheden, waaronder De Beerze, met talrijke tafeltjes. Wij mogen plaatsnemen aan tafel 161! Vriendelijke en vlotte bediening. Brabanders zijn niet alleen vaardig in het telen van wiet, vervaardigen van pillen, houden van varkens, maar ook in het serveren van bier en – vooruit – ook niet-alcoholische geneugten. Enfin, onze dag is na het lessen van de eerste dorst nog niet teneinde. Fieke heeft gereserveerd voor een dineetje in Rhenoy aan de Linge, op een terras. Daar sluiten we de zondoorstoofde dag af met een voedzaam maal en een nog immer goed humeur.