Vrijdag 12 juni in het Coronajaar 2020 parkeerde ik mijn auto bij station Nunspeet voor een ongeveer 12 km lange tocht naar station ‘t Harde.
De naam Nunspeet is waarschijnlijk een vervorming van ‘Nuwenspete’, hetgeen zo iets als ‘nieuwe ontginning’ betekent. Elspeet zou dan ‘oude ontginning’ zijn. Elspeet behoort tot de gemeente Nunspeet. Nunspeet is ontstaan op de grens van bos en water, een zogenaamd enkdorp. Tot in de 19e eeuw is het heel klein gebleven, met keuterboeren, dagloners en eikschillers, levend in plaggenhutten. Stuifzanden bedreigden tot in de 20e eeuw het dorp. Toen werden grote delen bebost. In de 19e eeuw werden zogenoemde ‘locomotiefhuisjes’ gebouwd, lage huisjes met in de voorgevel een markante schoorsteen en zo aan een locomotief deden denken. Er is er nog één over, een ander staat in Vierhouten, een derde in het Openluchtmuseum in Arnhem. In 1830 werd de Zuiderzeestraatweg aangelegd en in 1863 kwam het spoor. De bevolking groeide, er kwam o.a. een katoenfabriek en de bebossingsprojecten zorgden vooral voor veel werk. In 1895 kwam de sociaal-liberale ondernemer Francois Adriaan Molijn in Nunspeet wonen en hij startte een verffabriek en een melkfabriek en bouwde een villawijk, nog immer karakteristiek voor het dorp. In 1925 kwam er een camping, een van de oudste van ons land. Toerisme werd steeds belangrijker. Hotel De Mallejan was er al in 1862, waar ook de koninklijke familie regelmatig ging logeren. In 1952 werd de Generaal Winkelmankazerne gebouwd en werden omliggende heiden als militair oefenterrein in gebruik genomen. De kazerne is inmiddels gesloopt en het terrein aan de natuur teruggegeven , onder bewind van Staatsbosbeheer.
In de Eerste Wereldoorlog werd iets ten oosten van het dorp een kamp ingericht voor ruim 7.000 Belgische vluchtelingen. In de Tweede Wereldoorlog vonden in de bossen in de richting Vierhouten enkele honderden onderduikers een schuilplaats, nu Het Verscholen Dorp geheten. In het dorp bevond zich ook Kamp De Bruine Enk, waar joden in de bossen te werk werden gesteld voor ze werden doorgevoerd. Op de Noorderheide was een droppingzone waar geallieerde agenten en materieel werden gedropt. In het Zandenbos bevond zich een teststation van V4 Rheinbote. Tweehonderd werden op de Antwerpse haven afgevuurd, maar kwamen in Gent terecht.
Vanaf het station loop ik een kilometer rechtdoor tot in het centrum van het dorp, waar een man met gele hesje fietsers tegenhoudt die het winkelgebied/centrum in willen. Een lokale corona-maatregel. Ik wandel wat om de kerk heen en zie een muurgedicht, waar Nunspeet er meer van heeft. Een fenomeen dat ik van Leiden en Naarden ook ken. Het gedicht wat ik achter de kerk zie is van Judith Herzberg.
Vanaf het centrum heet de Spoorlaan gewoon Laan. Links een boekhandel. Net als kerkhoven kan ik daar nooit zomaar aan voorbij gaan, meestal niet. Nu in elk geval niet. En in dit geval blijkt het om een boekhandel te gaan voor orthodox-protestant Nederland, voor m.n. wat wij de zwarte kousen kerken noemen. Een wereld op zich, met een boekproductie van jewelste. Ik zie een verzameling preken van ds. G.Boer, die in Huizen stond in mijn pubertijd; bij wie ik op catechisatie zat en eens mij staande hield en zei: ‘zou jij niet eens in overweging nemen om ds.te worden’. Welnu, we weten wat van dat advies gekomen is. Ik koop de verzameling preken niet, ook niet om mijn lichte rugzak niet te zwaar te belasten. Wel koop ik het onlangs verschenen boek van Jeroen Thijssen over het bovengenoemde ‘verscholen dorp’. De boekverkoper, een knappe, vriendelijke dertiger, vraagt me of ik wel weet dat dit dorp hier in de buurt te vinden is. Dankzij de wandelgids weet ik het, er is een aparte wandeling opgenomen naar dat dorp. Op een later tijdstip wil ik er apart heen, zeker na lezing van het aangeschafte boekwerkje. Uit de winkel volgt snel links het voormalig Gemeentehuis, nu museum.
voormalig gemeentehuis herinnering aan de bevrijding april 1945
Ik steek een park door, met een monument dat de diverse Nunspeter slachtoffers van de oorlog herdenkt. Kom bij een rotonde om de F.A.Molijn in te slaan. Op het terrein van de scholengemeenschap een moderne sculptuur ter ere van de man die zoveel voor Nunspeet betekende.
Verder op nog een rotonde, Eperweg en daarna redelijk snel het Belvederebos in. Ongeveer twee kilometer door dat bos, om uiteindelijk weer bij de Eperweg uit te komen. Daar waar gedurende W.O.I het kamp bevond voor de Belgische vluchtelingen.
Al snel weer het bos in, een recht pad van een paar km en sporen van een duif die het onderspit dolf tegen havik?
Een schaapskooi kondigt heide aan. De heide wordt geflankeerd door een zandverstuiving, de route voert over de grens ; het laatste stuk moet er toch ‘gewaad’ worden door het helgele zand. Daarna weer bos; een waterleidinggebouw van Vitens, met een vijver waarin schitterende waterlelies drijven. Dan weer over een kaarsrecht bospad. Na ruim een kilometer de Burgemeester De Vriesweg, rand ‘t Harde. Weer een kilometer verder de drukke Eperweg. Rechtsaf, onder A28 door en na een sushirestaurant ligt daar station ‘t Harde. Mondkapje voor en op naar Nunspeet.
Alvorens huiswaarts te rijden zoek ik eerst het voormalig station Hulshorst op. En dan merk en zie je hoe dat station een privilege was voor de rijke elite. Het station kwam als het ware in hun achtertuin. Voor de Hulsthorsters betekende het kilometers lopen, fietsen en evt. later met de auto. Achterbergs gedicht staat inderdaad naast de tuin. En oogt verwaarloosd.
Tot slot: Nunspeet, zoals vermeld, doet aan gedichten in het openbaar. Terug bij mijn auto , besloot ik tot een ijsje en zag toen onderstaand aardig gedicht van Rutger Kopland.