Op 21 juni van het Corona-jaar 2020 zetten wij – Anja, Marianne, Fieke, Rob en ondergetekende – de eerste stappen op de Damraklaan, een zijstraat van de Groenedijk. We steken de Groenedijk over en daarna over een brug en rechtsaf een park in. Om een merkwaardige heuvel ( voormalige vuilnisbelt?) heen, een vaart over om uiteindelijk op de Hogeweidebaan te komen. Deze loopt uit in de Daphne Schippersbrug. De topatlete groeide in de buurt op en opende de brug die er sinds 2017 ligt voor fietsers en voetgangers. En geschikt om er een sprint van 100 meter lang op te houden , start en finish zijn aangegeven. Een vriendelijke jongeman tracht vanaf de kanaaloever de brug te beklimmen via een dikke string, die door zijn goedlachse vriendin aan de brug bevestigd wordt. Dat kanaal is het Amsterdam-Rijnkanaal. Aan de overkant zijn we in de Utrechtse wijk Oog en Al.
De Leidsche Rijn is de grootste vinex-wijk van ons land, tegen De Meern aangebouwd en genoemd naar het kanaal Leidse Rijn dat er door heen loopt. De Rijn splitste zich ten noordoosten van het huidige De Meern in een noordelijke en een zuidelijke tak; in Harmelen kwamen de twee takken weer bij elkaar. De noordelijke liep via Vleuten, de zuidelijke via De Meern. Van beide takken zijn fragmenten overgebleven. De Rijn zorgde voor slipafzettingen en dus verhoogd landschap en geschikt voor tuinbouw, de oorspronkelijke bedrijvigheid in dit gebied. En geschikt voor een nederzetting, zoals de Romeinse legers deden. In het huidige De Meern bouwden zij een castellum op zo’n verhoogd terrein aan de (verdwenen) zuidelijke tak van de Rijn. Lange tijd nam men aan dat de naam Fletio(ne) was, zeg maar Vleuten. Van dit castellum zijn slechts bodemvondsten gevonden. In 2015 is het zgn. ‘herbouwd’ op dezelfde plek: Castellum Hoge Woerd. Sporen van de Limes zijn gevonden voorafgaand aan de bouw van de buurt Veldhuizen. En iets verderop vond men op de zelfde dag een Romeins schip uit de 2e eeuw, inclusief een deel van de inventaris. Er werden meerdere schepen gevonden. In de vroege Middeleeuwen verzandde de zuidelijke tak, die juist door de Romeinen het meest bevaren werd. De noordelijke tak meanderde nog al en dus werd de Vleutense Vaart gegraven. Eind 14e eeuw voldeed dit traject ook al niet meer en werd het traject van de Oude Rijn ontworpen, een kanaal door De Meern, dat tot in Utrecht liep, door Oog en Al, maar tot 1665 met een scherpe hoek. De hoek werd toen afgesneden door het graven van de kaarsrechte Leidse Vaart. Dit tot voordeel van de op gang gekomen trekvaart tussen Utrecht en Leiden. Het traject Utrecht- De Meern- Harmelen werd toen Leidsche of Leidse Rijn genoemd.
Aan de overzijde minder dan een kilometer langs het Amsterdam-Rijnkanaal, over de Johan Wagenaarkade, wiens borstbeeld prijkt in het gras op de hoek met de Richard Wagnerlaan. Daar slaan we links af langs een zijkanaal over het voormalig jaagpad. Na 1,7 kilometer komen we uit bij het Merwedekanaal, en steken die over met rechts het gebouw van de Nederlandse Munt. We komen in Lombok, door het Molenpark, met de 18e eeuwse voormalige houtzaagmolen De Ster. Buurtbewoners zorgden voor de herbouw en maakten het tot een aangename pleisterplaats en tevens poppodium , trouwlokatie en vergadercentrum. We begeren een koffie te nuttigen, maar de vriendelijke vrijwilliger heeft zijn handen vol aan jonge stellen met nog jonger grut . We rusten wat uit en gaan weer.
We arriveren bij de achterkant van het Centraal Station en gaan langs het immense hoofdkantoor van de RABO en steken de sporen van het station over om in het Moreelsepark te belanden, vanouds en nog immer het terrein van het NS.hoofdkantoor. Nog wat stappen verder en we belanden op de Mariaplaats, waar ruimte en tijd is, ook bij de ober, voor een koffie.
Onder de Domtoren door (Klaas) of er om heen ( de rest, bang voor instorting wellicht) , ruim een kilometer over de Oude Gracht naar het Ledig Erf en vandaar de oude stad weer uit. Vanaf Utrecht kent de Rijn het bijvoegsel Kromme. Het doet haar naam eer aan, want vanaf Wijk bij Duurstede meandert ze 28 km via Cothen, Werkhoven, Odijk en Bunnik naar de Domstad. Tot de 12e eeuw vormde ze de hoofdstroom van de Rijn. Toen werd ze ingedamd en dreigde verlanding. In de 15e eeuw is een duiker aangelegd om water vanuit de Lek in te laten en dus een rol te geven bij de afwatering en voor enig scheepvaartverkeer. In de 19e eeuw kreeg de Kromme Rijn een rol in de Nieuwe Hollandse Waterlinie en bouwde Defensie de forten Vechten en Rijnauwen.
op het Domkerkplein aangebrachte Romeinse Limes in Afrika
Ruim een kilometer lopen we over de Jutfaseweg langs de Vaartsche Rijn, die uitloopt in het Merwedekanaal. Dat kanaal verbindt het Amsterdam-Rijnkanaal met de Boven-Merwede ten zuiden van Gorinchem/Gorkum. In 1821 was onder koning Willem I (de kanalenkoning) de Keulse Vaart tot stand gekomen, een verbinding tussen Amsterdam, via Utrecht met de Lek bij Vreeswijk, in het verlengde lag het Zederikkanaal , tussen de Lek bij Vianen en de Boven Merwede bij Gorkum. En zo was er een verbinding met Duitsland (Keulen). De Keulse Vaart maakte gebruik van bestaande waterwegen, zoals Amstel, Gaasp etc. De Keulse Vaart bleek te smal en te ondiep, zeker voor grotere schepen die door de aanleg van het Noordzeekanaal Amsterdam konden bereiken. De nieuwe kanalenwet van 1881 zorgde voor een geheel nieuw kanaal tussen Amsterdam en Utrecht, tussen Utrecht en Vreeswijk bleef de Keulse Vaart in gebruik en dat gold ook voor het Zederikkanaal. Dat nieuwe (Merwede)kanaal voldeed uiteindelijk ook niet en in 1931 werd besloten tot aanleg van wat Amsterdam-Rijnkanaal ging heten. Waarbij niet voor een plan van Lely werd gekozen , maar voor ene ir. A.Mussert. Zijn plan behelsde het op één niveau brengen van het waterpeil tussen Amsterdam en Lek, zodat sluizen overbodig waren, de route kon worden verkort en er dus tijdwinst werd geboekt. Tot aan Utrecht werd het oude Merwedekanaaltracé aangehouden, maar verbreed en verdiept. Bij Utrecht gaat het kanaal om de stad heen en er niet meer door en na Utrecht werd een nieuw kanaal gegraven, tot Wijk bij Duurstede en na de Lek doorgetrokken tot Tiel. Totale lengte 72 km. Crisistijd en WO.II vertraagden de bouw en dus werd het gehele kanaal pas op 21 mei 1952 door Koningin Juliana geopend. Het kanaal werd later nog meer verbreed en is nog steeds de drukste vaarroute ter wereld.
Enfin, van de wijk Hoograven ( verbastering van ‘ruw veen’?) waar wij twee Marokkaanse medelanders een fietsband zien plakken – hoe geïntegreerd kun je het hebben! en dus offeren enige tijd voor een stimulerend gesprek – komen we in de wijk Lunetten ( een lunet is een klein vestingwerk), waar we een halve km langs het Inundatiekanaal lopen, een naam die nog verwijst naar de Waterlinietijd. We steken de A12 over, lopen langs een vijver en slaan linksaf de Koppeldijk op en vervolgens onder de A27 door en twee afritten. We kunnen even zitten, met in aanpalend water een echtpaar Zwaan en hun twee jonkies. Even later ligt er rechts een uitspanning met manege, tante Fie geheten. Zo heette de vrouw van de grote Nieuwtestamenticus Van Unnik – van wie ondergetekende nog college genoot – en de oudtante van Fieke. (Fie – Fie-ke) Enfin, reden genoeg voor een break. De lucht wordt dreigender, maar de wind is stevig, dus hoeven we voorlopig niet te vrezen nattigheid te gaan voelen.
We steken het spoor over komen over de Marsdijk, omzoomd door zeer oude forse elzen. Of zijn het iepen? We komen bij ons eindpunt Fort Vechten, maar alvorens daar door heen te gaan, eerst over het terrein waar ooit het oudste en grootste Romeinse castellum van ons land stond, Fort Fectio, de Romeinse naam voor de Vecht.
Wikipedia:
De eerste opbouw van het castellum stamt uit de tijd van de Romeinse keizer Augustus (27 v.Chr – 14 n.Chr). Vermoedelijk is Fectio in het jaar 4 of 5 n.Chr. gebouwd. Fectio lag strategisch, omdat enkele kilometers naar het westen de Vecht aftakte van de Rijn. Via de Vecht kon Frisia worden bereikt en via de Rijn het gebied van de Cananefaten. In het jaar 47 werd de Rijn de noordgrens van het Romeinse Rijk en kreeg Fectio een defensieve rol.
Fectio is regelmatig verwoest en herbouwd. Zes keer gebeurde dit van hout en de zevende keer (tussen 177 en 274) werden de hoofdgebouwen en vestingmuren van tufsteen opgetrokken.[3]
Tussen 270 en 275 verlieten de Romeinen Fectio. Uit archeologische sporen blijkt dat Fectio toen in brand is gestoken. De restanten van Fectio zijn hergebruikt voor de bouw van de eerste Utrechtse kerken. De Frankische hofmeier Karel Martelschonk daarbij in 723 onder meer Fectio en het enkele kilometers verderop gelegen voormalige Romeinse fort Traiectumaan het monasterium in Utrecht.
Diverse inscripties en stempelafdrukken zijn in de loop der eeuwen bij het voormalig castellum aangetroffen. Deze bevonden zich onder meer op aardewerk zoals dakpannen, en op grafstenen zoals die van een vrouw genaamd Salvia Fledimilla.[4][5][6] Een aantal votiefstenen maakten deel uit van deze vondsten. In 1869 werden er bijvoorbeeld twee aangetroffen bij bouwwerkzaamheden voor het nieuwe fort. De ene votiefsteen bleek afkomstig uit de late 2e eeuw[7] en was gewijd aan de godin Viradectis met de tekst:Deae [Vir]adecd[i civ]es Tungri [et] nautae [qu]i Fectione [c]onsistunt v(otum) s(olverunt) l(ibentes) m(erito)Vertaald: Aan de godin Viradecdis hebben de burgers en schippers, de Tungri, die in Fectione gevestigd zijn, hun gelofte ingelost, gaarne en met reden
De andere vondst uit dat jaar heeft vertaald de volgende tekst: Voor de moedergodinnen van Noricum heeft Anneus Maximus, soldaat van het Eerste Legioen [met de bijnaam] Minervia, zijn gelofte ingelost, gaarne en met reden[4][8]
Bij archeologische opgravingen in 1995 en 1996 werden onder meer een wijnvat met een ingebrand stempel van keizer Caligula en een votiefsteen gewijd aan de moedergodinnen aangetroffen.[9]
102 fragmenten van schrijfplankjes die al eerder bij Fectio waren ontdekt, werden in 2010 geschonken aan de Provincie Utrecht. Ze zijn door een expert van de Universiteit van Oxford onderzocht op teksten.[
En dan blijkt de achteringang van het huidige Fort, inclusief Waterliniemuseum , afgesloten. Aan de andere zijde zien we bezoekers. Het is open, alleen wij kunnen er vanaf deze kant en in weerwil van het boekje niet in. Fieke belt nog, helaas antwoordapparaat. Rob raadpleegt de Tsjechische kaartensite Mapy en vindt een graspaadje door bramstruiken en brandnetels, tussen A12 en de fortgracht in en warempel die brengt ons op het parkeerterrein van het fort, bij de hoofdingang die uitnodigt tot bezoek (sic!) Nog even een stukje door, onder A12 en over spoor en achter restaurant Vroeg staan twee van onze auto’s. Om met z’n vijven coronavrij te eten lukt niet. Maar een frietloket brengt uitkomst. Een blonde schooljongen bakt heerlijke friet en frituurt prima kroketten. Daarmee nestelen we ons aanvankelijk op gepaste afstand op het grote terrein van Vroeg, maar al spoedig begint het dan toch te regenen en peuzelen we genoeglijk en smakelijk verder onder tentachtige overkappingen.