ZEEUWS VLAANDEREN

APRIL 2017 MET HENK ABMA

ST.ANNA TER MUIDEN

GRAF VAN GENNEP

CADZAND

GROEDE

De oudste vermelding van Groede dateert uit het begin van de 12e eeuw. Op dat moment wordt de naam Groede vermeld in een oorkonde van de Gentse Sint-Pietersabdij die in West-Zeeuws-Vlaanderen veel grond bezat. De naam ‘Groede’ is waarschijnlijk afkomstig van ‘grode’, een term die in de middeleeuwen doelde op aangeslibd en begroeid buitendijks land. Heel waarschijnlijk was het aan het begin van de 13de dus nieuw ontgonnen gebied. Ten noorden van Oostburg vormden zich destijds langs de toenmalige kustlijn natuurlijke schorren. Aangezien het eerste Groede waarschijnlijk geen geconcentreerde dorpskern bezat, werd Groede in de parochie van Oostburg ondergebracht.

Pas in de 14de eeuw zal er sprake geweest zijn van een echte dorpskern. Zeker is dat er in diezelfde 14de eeuw een ‘Waterschap Groede’ bestond, dat zorg moest dragen voor de lokale waterhuishouding. De kerktoren van de huidige kerk dateert uit de 15de eeuw.

De geschiedenis van West-Zeeuws-Vlaanderen, en dus ook van Groede, is sterk getekend door de vele overstromingen, al dan niet natuurlijk van aard. Terwijl de 13de eeuw in het teken stond van massale inpoldering, is het einde van de 14de eeuw en het begin van de 15de eeuw voornamelijk een periode van overstromingen. De bekendste zijn de Sint-Elisabethsvloed in 14041421 en 1424 en de stormvloed in 1375/1376. Tijdens de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648) waren er vele militaire inundaties. Tussen 1583 en 1612 stond Groede blank. Enkel de kerktoren was nog zichtbaar. Tijdens het Twaalfjarig Bestand (1609-1621), een rustpauze in de gevechten, kwam de streek op adem. Onder meer Jacob Cats investeerde in inpolderingen in de omgeving van Groede. In Groede begon men al snel met de heropbouw: in 1613 werden dijken gebouwd en nog in datzelfde jaar stond er reeds een nieuwe Waalse kerk. De eerste kerkrekeningen dateren van 1615.

De Grote Kerk is een driebeukige hallenkerk met driezijdig gesloten koor en een noordkoor. De toren heeft een achtkante bovenbouw en naaldspits uit de 17e eeuw. De oudste delen van deze kerk dateren uit de 13e eeuw. De toren met haakse steunberen dateert uit de 14e eeuw. Het schip en de noordbeuk zijn 15e-eeuws. De rechtgesloten zuidbeuk werd omstreeks 1500 gebouwd.

Doordat Groede van 15831613 onder water stond, had de kerk veel te lijden. In 1619 werd het koorgedeelte hersteld en verder herstel volgde van 16321634. Van 16181808 diende de zuidbeuk als Waalse kerk, en deze werd omstreeks 1685 van de rest van de kerk gescheiden.

In 1868 werd de kerk ingrijpend verbouwd en aan de buitenkant geheel gepleisterd. Aan de binnenzijde werd een vlak stucplafond aangebracht. Nadat een blikseminslag in de toren plaatsvond, werd deze in 1950 gerestaureerd en ontpleisterd. In 1970 volgde een restauratie waarbij de rest van de kerk eveneens ontpleisterd werd, terwijl in 2010 de kerk opnieuw een restauratie onderging. Sindsdien is de naam in Grote Kerk veranderd.

Interieur

[bewerken | brontekst bewerken]

Het interieur omvat een preekstoel met doophek uit 1794 in Lodewijk XVI-stijl, alsmede een herenbank (de Catsbank) uit hetzelfde jaar. Beide zijn geschonken door de nazaten van Jacob Cats, de persoon die de indijkingen heeft gefinancierd. Het orgel is in 1903 gebouwd door Johan Frederik Kruse en heeft tot 1920 gestaan in de Lutherse kerk te Veere.

In de kerk is een grafzerk uit 1471 te vinden, welke afkomstig is van het in 1583 verdwenen dorp Nieuwerkerke.