Levensgroot zit Simon Vestdijk in brons aan zijn schrijftafel. Op de achtergrond de oeroude Maartenskerk. Van buiten vaak gezien, maar deze zaterdagavond laat de kerk ook zijn binnenkant ruimhartig zien en zich horen!
Het gezelschap Ensemble Illustre vergast en verast met een concert van werken van Heinrich Schütz, Josquin des Prez, Johann Hermann Schein en Nicolas Gombert. Zo’n dertig twintigers geven onder leiding van eveneens jeugdige Dennis Broeders een overrompelende uitvoering van werken uit renaissance en vroegbarok. Maar wat zo wezenlijk bijdraagt is de schitterende akoestiek. Kwaliteit van uitvoering en kwaliteit van gebouw hangen nauw samen. Niet alleen voor uitvoerenden, maar ook voor componisten. Ook de allergrootste, de grote Bach zal zich geinspireerd geweten hebben door de kerken waarvoor hij mocht componeren en uitvoeren.
Lelijke kerken met een akoestiek van een gymzaal slaat dood als bier in een vuil glas. Wat voor de muziek geldt, geldt in mijn ogen ook voor de liturgie. ‘De lofzang klimt uit Sions zalen tot U met stil ontzag’ klinkt het in de Oude Berijming van psalm 65. Die lofzang moet dan wel kunnen klimmen! Er zijn talrijke moderne in elk geval naoorlogse kerken waarin de lofzang terugketst van de wanden en het wordt er niet beter op met een schriel orgel. Ik ken er een die klinkt als de stofzuiger waar Vestdijk zijn talrijke werken bijschreef.
Het geloof is uit het gehoor, maar soms wordt de ‘geboorte’ ervan ernstig belemmerd , omdat het gehoor tekort wordt gedaan vanwege de schrale weinig tot de verbeelding sprekende ruimte. En dan zijn we bij het volgende: het oog wil ook wat, mag ook wat. Architectuur is ook een vorm van liturgie.
Dat leert ons Leviticus al, waarin precies beschreven wordt hoe de tabernakel eruit hoort te zien en hoe het interieur ervan eveneens van aangegeven afmetingen behoort te zijn. Voor de tempel gold hetzelfde. En kerkbouwers van oudsher tot nog wel voor de oorlog hebben begrepen dat het er toe doet hoe een huis voor liturgie bestemd er uit komt te zien. Waarbij de Reformatie wel een radicaal verschil bracht, omdat niet meer de eucharistie en dus het altaar centraal kwam te staan, maar de woordbediening en dus de kansel. De oost-west richting waarin vanouds kerken werden gebouwd zijn nog wel herkenbaar, maar kerken na de Reformatie kregen een andere architectonische choreografie. Maar materiaalkeuze en architectuur verzekerde een duurzaamheid passend bij waar de kerk voor mag staan en dienstig aan een op geloven gericht horen.
Voor mij helpt het echt in wat voor kerk ik de lofzang mag laten klimmen, het Woord mag bedienen of laten bedienen. Godshuizen als de stoere Klaaskerk van Muiden, de rijke en toch intieme Nicolaïkerk van Utrecht of de karakteristieke Nicolaaskerk van Vreeland inspireren extra en lijken vleugels te geven bij gemeente en voorganger, koor en organist.
Een goed voorbeeld van een naoorlogse kerk is die aan de Amsterdamse Zuidas, de door Sijmons ontworpen Thomaskerk. Hij bouwde een tabernakel, getuige de woestijnkleuren van de stenen, het golvende dak als van een tent.
Afgelopen zondag mocht ik er weer voorgaan voor het verhaal van de roeping van Levi, die gezien zijn naam bij de tempel hoort en niet bij een dubieus belastingkantoor. Helaas zijn er kerken, die meer geschikt zijn als belastingkantoor of tandartsenpraktijk. Begrijp me goed een kerkgebouw hoeft niet van stadafmetingen te zijn. Misschien zijn de kleine Romaanse kerken me nog het dierbaarst. Zoals op de terpen van Friesland en de wierden van Groningen. Daarin kan de lofzang ook klimmen en terugkeren als een warme deken in een koude nacht.
Veel gemeenten worstelen met ledenverlies en de konsekwenties er van. In grotere gemeenten met meerdere kerken zou mijn advies zijn: trek in de kerk waarin het oog en oor niet boos worden en verkoop de andere(n) aan een makelaarskantoor of dokterspraktijk.
Aanvangspsalm voor een gezamenlijke herstart: ps.84, het lied van Gods woning, waarin ook plek is voor mus en zwaluw.
COLUMN 75 ND JUNI 2024