COLUMN ND
Nu is dan toch gebeurd, waarvoor Van Kooten en De Bie al waarschuwden.
De PVV bestond toen nog lang niet. Wel had je Janmaat en zijn Centrumpartij, die een gedachtengif de politiek in bracht, dat nu, op 22 november, een huiveringwekkende meerderheid heeft veroverd.
Als Jacobse en Van Es richtten Kees van Kooten en Wim de Bie de Tegenpartij op. Wat als satire bedoeld was – met een serieuze ondertoon en boodschap – werd als echt verstaan. De partij kreeg aanhang, dermate groot en ernstig dat besloten werd de partij te liquideren in een moord op de leiders op het Binnenhof.
Wat Wilders jaren niet lukte, is, kun je zeggen, de VVD wel gelukt. Zij blies het kabinet op over het thema dat al jaren juist thuis is bij de PVV. De VVD dacht het te kapen, daagde Wilders uit om hierover de degens te kruisen. De deur van salonfähigkeit werd opengezet. Om vervolgens een doodsteek te krijgen van de meest geroutineerde politicus, het meest bedreven in snijdende oneliners.
Verdoezelend, ook door of juist door de media, heette het verkiezingsthema migratie. Terwijl niet emigratie bedoeld werd, maar immigratie en dan met name diegenen die immer getypeerd worden als vloedgolf, wat gezien de barre tocht over wilde baren een nogal stuitende typering is.
En zoals politicoloog Sarah de Lange in deze krant aantoonde: andere partijen, juist diegenen die nu gevraagd worden over hun schaduw heen te stappen, gingen er in mee. (Ik vraag me af of dat niet een retorisch foefje is, er is wellicht geen schaduw.)
De praktijk toont al decennia aan dat immigratie vrijwel onoplosbaar is. Tenminste, als je het als een probleem ziet.
In deze campagne werden de vluchtelingen aan het woningtekort gekoppeld: ze pikken onze huizen in. Als de voorgaande jaren onder Rutte, met steun vaak van PVV, geen neo-liberaal woningbeleid was gevoerd, [1] zou er geen grond zijn voor deze koppeling.
Trouwens ik ken – omdat er nu geen schaamte meer is – genoeg mensen die op Wilders hebben gestemd, die zelf riant en comfortabel wonen, geld genoeg op de bank, niet naar de Voedselbank hoeven.
De slogan van de Tegenpartij was ‘Samen voor ons eigen’. Eigen volk eerst. Alsof dat eigen volk eenduidig is, eenvormig. Wel ten overstaan van die van buiten komen, anders van kleur, van geloof, van cultuur. Vloedgolf die onze eigenheid kapotbeukt, ons naar de afgrond voert.
Die komen halen en niet brengen, afbreken en niet opbouwen.
Eerlijk is eerlijk: ook ik ben niet verschoond van deze gedachten. Regelmatig betrap ik mezelf er op ook argwaan te koesteren. Bedreiging te voelen, angst. Voor het vreemde, het onbekende.
In de Amsterdamse Thomaskerk ontmoette ik een telg uit het Heldringgeslacht. Niet kerkse vrienden vroegen hem waarom hij naar de kerk ging. ‘Omdat ik niet geloof’, zei hij.
Ik zeg het hem na. Niet naar de kerk om geloof te etaleren, maar om het te belijden. Belijden gaat tegen de natuur van het ongeloof in, ongeloof als verschansing in het eigen ik, op je eiland van zelfgenoegzaamheid.
Kerk en vroeger de zuil waren heilzaam tegenwicht, tegen het gif van een Ik op de godstroon.
Ontzuiling leidt tot ontzieling, tot de versmalling van het eigen, ook van het samen voor ons eigen. Het ik op de troon wijst de ander aan en af als vreemde en schuldige. De Bijbel begint er al mee: ‘de vrouw die gij mij gegeven hebt’. De zonde van Sodom was het schenden van het gastrecht.
In de kerk mogen we een ander samen horen, gegrond in het samen van de grote God met ons nietige mens, die het meest wil deugen in eigen oog.
Ik hoorde het in de morgendienst en we zongen het in de middagdienst: Lof zij de Heer met de heerlijkste naam van zijn namen, christenen looft Hem met Abrahams kinderen (Izaak en Ismael!) samen’. (Gezang 434:5)
Samen voor ons eigen, ja, als de nu nog vreemde ander eigen mag worden, gelijkwaardig eigenaardig.
deze zin klopt niet denk ik. Want de klacht ís toch onterecht, dat ze onze huizen inpikken? Of vind je die wel terecht?