artikel voor het ND
Hoe groot de afstand ook is, waar je ook woont: een tocht naar Middelburg loont immer de moeite. De in WO. II zwaar gebombardeerde Zeeuwse provinciehoofdstad omarmt je alsof die gruwel niet of nauwelijks heeft plaatsgevonden. Je waant je in vervlogen tijden in een kleinschaligheid die verkwikt en verwarmt. Het Zeeuws Museum in de oude abdij herbergt schitterende wandtapijten uit de 16e eeuw en biedt tot eind april een overzichtstentoonstelling over de 17e eeuwse kunstenaar Adriaen van de Velde.
En dan is er sinds een paar jaar SmithArt. In een monumentaal pand aan de Singelstraat woont, werkt en exposeert Tineke Smith. Drie jaar bood ze ruimte aan collegae kustenaars en musici om samen met haar naar buiten te treden. Onlangs werd een expositie geopend met alleen werk van haar zelf.
Tineke werd in 1948 geboren in het Drentse Borger en ontwikkelde zich veelzijdig middels sportacademie, theaterschool en Hogeschool van de Kunsten Amsterdam en Utrecht. Lichamelijke opvoeding doceerde ze in Johannesburg en Amsterdam en beeldende vorming in Hilversum aan het Comenius College.
Intussen werkte ze gestaag aan kunstwerken waarin zij haar talent liet zien in diverse vormen van kunst: schilderijen, beelden, installaties en performances. Ze werkt even gemakkelijk met rubber als glas en hout, staal en gelatine. Kunst is voor haar een grammatica om zoals ze zelf zegt ‘los te maken wat raakt’.
Een belangrijke wending in haar werken wat thematiek betreft vindt plaats dertig jaar geleden toen ze in het oude kerkje van Kortenhoef een avond bezocht van de Stichting Collage, waarvan theoloog en predikant Henk Abma de bedenker, ziel en motor was. Op de avond voor kerst werd er van Olivier Messiaen Quattor pour la fin du temps uitgevoerd, een werk dat zijn premiere beleefde in 1941 in een strafkamp. Abma: ‘De partituur verwijst naar een paar bijbelteksten, daarover ging de korte meditatie. Tijd en eeuwigheid, de Eeuwige die in tijd verschijnt en die niet opheft maar kwalificeert, messiaanse tijd, uur U!’. Tineke, bepaald niet afkomstig uit een kerkelijke familie, wordt geraakt, raakt betrokken bij de stichting en bij Abma zelf.
Spraakmakend zijn Misericordia, over de zeven werken van barmhartigheid in 1998 en Blind Date, kunst voor blinden die met alle zintuigen genoten kan worden en zienden zodoende beter leert kijken, in samenwerking met de Stichting Blindenhulp, die dan100 jaar bestaat (1999).
In het jaar 2000 stormden de golven van verzet zo hoog dat Collage in Kortenhoef dakloos werd; de tentoonstelling IN X vond reizend onderdak in 36 kerkjes door heel Nederland. Abma en Smith kozen domicilie te kiezen in Frankrijk, organiseerden daar hun cursussen en keerden ’s winters terug naar het Gooi.
Maar de kruisbestuiving bleef in Smith’s werk, ‘bijbel en kunst bleven in elkaars vaarwater komen’, zoals Abma het treffend formuleert.
Bekendheid kreeg zij door exposities in kerken zoals de Amsterdamse Westerkerk maar ook in Frankrijk, de Biënnales van Venetië en Florence en het museum voor moderne kunst op Sardinië.
De IKON en de EO maakten documentaires over haar en in het gebouw van de laatstgenoemde omroep vangt in het trappenhuis haar glazen Jacobsladder de aandacht.
En nu in haar eigen kunsttempeltje een twintigtal voorbeelden van genoemde kruisbestuiving. Met als toegift een drietal portretten met een penseel van liefde op doek gestreken van haar kleinkinderen.
En nu in haar eigen kunsttempeltje een twintigtal voorbeelden van genoemde kruisbestuiving. Met als extra een tweetal portretten met een penseel van liefde op doek gestreken van haar kleinkinderen.
Rakelings nabij is de tentoonstelling getiteld. Bij de opening licht Henk Abma wat sluiers om zo dicht mogelijk bij haar ‘beeldspraak’ te komen. Hij verhaalt van een groot tweeluik dat in Tineke’s bestelwagentje moest passen op weg naar nieuwe eigenaren in Antwerpen. De klus was bijna geklaard toen Abma riep: draai het werk nog eens een slag. ‘Ja zie je wel je moet ze straks op z’n kop afleveren en dan heb ik ook een titel: ‘en Hij maakte scheiding tussen licht en duister, het licht noemde hij dag, het duister nacht’(Genesis 1: 3-5)
Op hun Franse landgoed vrat een boktor een eeuwenoude eik van binnen leeg. De boom moest worden geveld om andere te redden. Smith liet de stam in plakken zagen. De leegte is door een fraaie bronzen vorm omkranst. De associatie met de schreeuw van Edward Munch is niet overdreven.
Een andere verwijzing naar de natuur en tot denken prikkelende beeldspraak zijn de vallende in brons gegoten vijgenbladeren, ook uit Frankrijk en aanvankelijk door Abma gebruikt als tafelversiering of bladwijzer in zijn Hebreeuwse bijbel. Nu verwijzen ze naar de vallende sterren en de daarmee verloren oriëntatie uit Jesaja 34: 40.
Dat Tineke Smith niet eenkennig met één soort materiaal werkt, bewijst ook deze tentoonstelling, waarbij ze de breipen ter hand nam voor een licht erotische schuilhut, met handen die hunkeren naar aanraken, verlangen naar aandacht en liefde. Zelfs de vleugel draagt een wollen pyjama, waardoor de klanken van werk van Bach tijdens de opening in tederheid omfloerst de bezoekers raken.
Een werk waar ik niet genoeg van kan krijgen werd gevoed door het gedicht van Ida Gerhardt Na de vloed
Vroeg banjeren langs het strand. Terugtrekkend tij. Nog geen vijf uur. Zie, zie! Schreeuwen de meeuwen O God, dit kan niet waar zijn, – Afgezet op het ebstrand, immens, een alfabet. Hebreeuwse kwadraturen, uitgedreven in ribbelige ruggen natte klei zich rijend in reliëf: het BERESIT BARA Zoutfonkelend, oeroud. – Met vleugelslaan ontstijgt, de golfkam langs, een zwerm van sternen en stort zich in het licht. – Ik laat voet voor voet af van wat geschreven staat.
(Beresit Bara: de eerste twee woorden van de Hebreeuwse bijbel)