SPORTINTERVIEW ND – BLOED, ZWEET, TRANEN EN GEWETEN
Je moet het weten , anders is het flink zoeken aan de Morsweg in Leiden om het onderkomen van roeivereniging Die Leythe te vinden. Een steegje door tussen woonhuizen, een poort, een soort loopplank en dan ligt daar het botenhuis en daar achter het clubgebouw met fraai uitzicht op de Leidse Rijn.
Met wintermuts om het karakteristieke hoofd staat Ronald Florijn ons al op te wachten dus zijn we vlot met koffie aan een gesprek met een verrassende openingszet van de vader van huidig toproeiers Karolien en Finn en echtgenoot van de voormalige Duitse toproeister Antje Rehaag.
‘Toen ik jullie verzoek las om aan een interview mee te doen over Bloed, zweet en tranen’ heb ik daarin toegestemd om duidelijk te maken dat er voor een topsporter geen sprake is van bloed, zweet en tranen.
Iedere sporter die daarover begint huichelt’.
Florijn begon als skiffeur, waarin hij als Leidenaar en lid van Die Leithe succesvol was. Hij deed mee aan de Olympische Spelen van 1980, 1988, 1992 en 1996. In 1988 in Seoul won hij met Nico Rienks goud in de dubbel twee ( dubbel betekent dat elke roeier twee riemen hanteert in tegenstelling tot skull, waarin je maar een riem je krachten moet meten). Met de Holland Acht won hij goud in Atlanta in 1996.
‘Als sporters zeggen dat ze hard gevochten hebben om terug te komen, is dat gelul.
Ze leiden een glamourleven; er wordt voor ze gezorgd, je word in de watten gelegd en in bepaalde sectoren ook nog vorstelijk betaald.
Geestelijke arbeid is zwaarder dan lichamelijke arbeid.
De man op de vuilniswagen zou meer betaald moeten worden dan de man die de schema’s op kantoor uitwerkt.
Iemand die promotie maakte en van de wagen naar kantoor ging voelde zich daarna vermoeider dan op de wagen.
Wij kijken er naar vanuit onze optiek en denken nou dat is wat die zware zakken; maar zij zijn het gewend..
(Dus lezers: dominees hebben het zwaarder dan de Marianne Vossen)
Coachen is ook zwaarder omdat er geen super compensatie is. Ik kan ook niet naar mijn kinderen kijken, vind ik vermoeiend’’.
Over zijn kinderen gesproken had Florijn liever gezien dat ze een andere sport gingen doen. Op hun vijfde gingen ze op judo.
Maar het werd dus roeien. Wat met twee ouders die roeiden erg voor de hand lag.
‘Zij hadden van ons de eigenschappen en dat bepaalt doorslaggevend in mijn ogen of je slaagt in de sport of niet. Het vrij nadenken over genetica in de sport is beladen, maar lichaamsbuw en wattage zijn beslissend. Als je een bepaald noodzakelijk wattage niet hebt kun je de nodige arbeid per seconde ook niet genereren en kun je ook niet doorzetten. Het is als met een mixer van 100 of 200 watt. Die van 200 mixt sneller.’
Florijn komt nog even terug op de door hem betwistte zwaarte van topsport voor de beoefenaar. ‘Weet je wie het zwaarder hebben? De supporters, die kunnen hun adrenaline niet kwijt, de sporter wel. Wellicht dat hierin een medeoorzaak te vinden is in agressie langs de velden en op de tribunes.
Topsport bedrijven is dus een makkelijk leven leiden, omdat je iets mag doen, waar je goed in bent. Een dag achter de computer zitten is zwaarder, omdat je nauwelijks supercompensatie hebt.
Door sporten ga je juist beter functioneren. Je gebruikt je vermogen aan wattage aan energie. Denken is veel zwaarder.
Ik kijk naar mensen naar wat voor typen er zijn.
Is het een eiwit mens, dus helemaal lichaamgericht en lichaamcentraal; is het een helemaal geestgericht en geestcentraal persoon? Of juist een combinatie van beiden?
Niels van Steenis, een van de acht waarmee we goud wonnen in Atlanta, bleek na 20 jaar aan chronische vermoeidheid te leiden. Lichamelijk was aanvankelijk niets te vinden.
Toen ging hij naar de psycholoog.
De eerste vraag die hij – m.i. terecht stelde – was: ben je wel voldoende medisch onderzocht? Dat werd alsnog nu uitgebreid gedaan en zowaar er ontbrak hem een noodzakelijk stofje.
Ik ben erg van de wetenschap en het meetbare.’
In een interview met Ronald en Karolien en Finn in Trouw vertelt vader Florijn dat hij voeding-tics kende en daarin kon doorslaan: ‘Dan at ik bijvoorbeeld vijftien bananen op een dag’.
Tegen ons: ‘dat was extreem, maar het meest tastbare dat helpt om optimaal sport te bedrijven is de juiste voeding.
Inzichten kunnen op dat punt wel veranderen.
Vroeger was het de tijd van de koolhydraten.
Nu wordt er meer naar vitaminen gekeken.
Mijn dochter belt me voor concrete voedingsadviezen: drie of vier bananen. Eenmaal per jaar geef ik les op een achterstandsschool in Rotterdam.
Voor goed eten is geen geld en dat maakt ze kwetsbaar en veroorzaakt die achterstand.
Zulke kinderen zouden gebaat zijn met een elektrische fiets of brommer om zoveel mogelijk energie over te houden voor leren.
Sport zou goed voor ze zijn, maar niet zonder eerst te zorgen dat ze goed te eten hebben’.
Omdat we zelf getuige waren van de gouden triomf in Atlanta kunnen we het niet nalaten naar het geheim van dat succes te vragen.
‘Het succes van de Acht was gelegen in het feit dat de jongens uit de kleinere nummers kwamen met elk een schat aan kennis.
Dat kwam samen .
De coach hoefde dat alleen maar te bundelen en bij elkaar te brengen in de juiste positie in de boot. Natuurlijk speelt toeval ook altijd een rol.
Wat ik desastreus vind is die selectieprocedures die bij ons gelden, vooral in het schaatsen.
Als je er buiten valt ben je een seizoen kwijt. Het geeft extra stress en staat haaks op het plezier en gemak van topsport.
Door het selecteren worden de sporters steeds meer een nummer , een rangorde in een excelsheet. De andere kant is wel dat sport objectiever wordt; vroeger werd er geselecteerd op grond van relatie tot de degene die selecteerde: was je bevriend of familie, hoorde je tot de zelfde vereniging.
Om je te wapenen tegen deze stress is het goed te relativeren. Ook bij winst.
Al heb je goud gewonnen: er is er altijd weer een die tweemaal goud heeft gewonnen; of steeds weer goud wint, terwijl jij met zilver of minder genoegen moet nemen.
Blijf niet hangen in je verlies-verdriet, maar ook niet in de winst-euforie.
Selecteren heeft iets van discrimineren. Dat wordt erger met het gebruik van genetica om te selecteren. Ofschoon ik dus vind dat genen ons bepalen in ons sportieve succes of niet, vind ik selectie op grond van genetische kenmerken twijfelachtig, zo niet gevaarlijk.
Gezien het gebruik van eugenetica in de WO II heeft dat vanouds een slechte naam, begrijpelijk. Maar je ziet het nu toch oprukken.’
Wat valt er dan nog te coachen als overgeërfde genen zo bepalend zijn?
‘Als je coacht moet je iets tastbaars meegeven. Nooit zeggen: kom op harder roeien of zo als je ziet bij voetbalcoaches aan de kant: er tegen aan, etc.
Als Jac Orie zegt : dieper zitten dan moet je dat doen en merk je dat je sneller gaat. Als je je houdt aan wat je tijdens de training leert dan komt het maximale er uit, afgezien van pech die je wel eens kan hebben’.
‘Terugkomend op discrimineren:
Er is nog een discriminerend element in sport: sommigen hebben een materieel voordeel, dat wil
zeggen hun materiaal is beter.
Ik vind dat dat gezegd moet worden; dat je eerlijk moet zijn over je materiaal.
Doping ben ik niet tegengekomen. Wel wisten we dat in Oost Europa doping gebruikt werd en dus eigenlijk alle uitslagen vals zijn. Mijn vrouw is West- Duitse en roeide na de Wende met voormalige Oost -Duitse vrouwen en die wist het zodoende’.
We leggen tenslotte Florijn voor of het niet allemaal te stoer klinkt, hoe zit het met de kwetsbaarheid van ook een sporter?
‘Ik heb me gewapend om niet kwetsbaar te zijn. Wie kwetsbaar is gaat kapot.
Kwetsbaarheid is een marketingproduct geworden.
Ik denk niet in winst of verlies; ik probeer elke situatie op een positieve manier naar mijn hand te zetten.
Voorbeeld mijn eigen zoon die vanwege corona tijdens O.S in Tokio drie weken in quarantaine moest en van alles bedacht aan trainingen om de dag zinvol door te komen.
Wat me ook wel aanspreekt is wat Anton Geesink deed bij zijn verkiezing voor IOC lid.
Hij de voormalig stratenmaker stond tegenover de intellectuele MC Kinsey figuur Mickey Huibregtsen. Geesink paste judo toe. Een judoka zoekt naar iemands zwakke plek en pakt hem daarop; aldus ook nu.
Geesink zocht en vond Huibregstens zwakke schakel en won.
En zo bleef hij ook op de been bij vergaderingen’.
Enigszins knock out verlaten we het boothuis en de man die als laatste in deze serie tegen de stroom er van in roeide!