ND ESSAY – 1 MEI 2020
Terwijl ik wilde menen dat alles onwaar is, besefte ik dat het noodzakelijk waar is dat ik, die dat dacht, iets ben’ (1637)
Vijfentwintig jaar heb ik in Amsterdam gewoond en nooit heb ik de tegel gezien met wat we gerust de ‘geloofsbelijdenis’ van René Descartes kunnen noemen. De tegel is aangebracht tussen de stenen recht tegenover het huis waar hij in 1634 een tijdje woonde. Vanuit dit huis keek hij op de drie jaar eerder gereedgekomen schepping van Hendrick de Keyser, de inmiddels alweer decennia fameuze Westerkerk. Ik heb op een bank plaatsgenomen om een mandarijntje te pellen en te peuzelen als mijn blik de tegel treft. Het is een korte tussenstop op een wandeling die ik een uur geleden begonnen ben en die me in ruim vijftig etappes zal voeren naar Westerbork. Het Westerborkpad is een betrekkelijk nieuwe loot aan de enorme stam van Wandelnet Nederland. De ontwerper van het pad is Jan Dokter, van wie twaalf fa- milieleden werden gedeporteerd naar vernietigingskampen, via Westerbork. In 2008 – hij is dan 73 – begint hij al wandelend het spoor uit te zetten, dat in 2017 uitmondt in een boekje, dat ik nu bij me heb gestoken en me onbedoeld voor het huis van Descartes heeft gebracht. Dat maakt wandelen zo aantrekkelijk en van belang. Het getroffen worden door het onverwachte, onvoorziene, ongehoorde. Voor het ‘toeval’, letterlijk, wat je toevalt. Het toeval houdt de wacht bij het wonder. Wandelen brengt in beweging, niet alleen de ledematen, maar ook het brein, de ziel, de geest. Het is leeg worden om weer vervuld te kunnen worden. De staldeuren gaan open, opdat de zwaluwen binnen kunnen vliegen. Dat is volgens mij ook de betekenis van Descartes’ inzicht en betekenis. Hij voelde zich gevangen in vaststaande, eeuwige waarheden, gevangene van een systeem. Maar juist dat botste, gaf onrust, gaf twijfels. Klopte dat wel allemaal? Maar wat is dan mijn bestaansgrond? En toen dat inzicht: twijfelen is denken en dat doe ik zelf, dus ik besta.
Verlichting is twijfel als vertrekpunt tot onderzoek en waarheidsvinding. Steeds weer en steeds meer. Dat is wetenschap: altijd weer tot nader order. Zodra iets absoluut geweten wordt en eeuwigheidskarakter krijgt, is het ideologie, met vaak gruwelijke gevolgen en uitwerkingen. De tegel van Descartes ligt tussen – links om de hoek aan de Prinsen- gracht – het Anne Frankhuis en – rechts van mij – het ho- momonument. Descartes wordt beschouwd als de vader van het rationalisme. Maar zijn inzicht relativeert juist ook weer de ratio, het denken. Volgens Dick Swaab zijn wij ons brein. Dat kan wel zo zijn, maar dat brein is een instrument dat functioneert op wat erin gaat en genetisch erin verborgen ligt. Zoals de longen niets voorstellen zonder lucht, wat we juist dezer dagen ons heftig realiseren. Direct na de oorlog vroeg Abel Herzberg in zijn boek Amor Fati zich af hoe het kon dat mensen beulen werden. Lege mensen zonder oriëntatie, zonder permanente educatie, zijn vatbaar en kunnen instrument worden van kwalijke en kwade krachten.
Psalm 1 zegt hetzelfde: goed af is hij die niet wandelt in de raad der goddelozen, die zich niet laat meeslepen door liefdeloze, mensonterende beraadslagingen, niet meedoet aan Wannsee-conferenties, zogezegd. Goed af is hij die niet staat op de weg van zondaars, dus niet de verkeerde afslag heeft genomen; een weg waarin we niet tot onze bestemming komen. Goed af is hij die niet in de stoel van spotters zit. Die niet totaal cynisch geworden is en derhalve geen hand uitsteekt om iets te doen.
Het Westerborkpad start bij het Amsterdamse Centraal Station en bepaalt je vanaf het begin bij de catastrofale gevolgen van een denken, een levenswandel dat systematisch medemensen tot minder dan dieren discrimineerde. Het leert je dat destijds een weg werd ingeslagen waarbij excuses niet méér zijn dan verlepte bloemen die al te lang staan. Het pad geeft je momenten om te bedenken dat cynisme begrijpelijk is, in ieders hart huist, maar nooit het laatste woord mag hebben. Vanaf het begin bewijst zich dat als waarde om dit pad te lopen. Je bewust worden van wat destijds is gebeurd, je bewust worden voor welke keuzes we staan, wat we in ons brein toelaten en wat niet. Je wandelt van getuigen naar getuigen, die door de verhalen tot leven komen. Getuigen ook van ‘hoe voor dezen ons de Heer heeft gunst bewezen’ (Psalm 77:7, oude berijming). Getuigen van mensen die ondanks zichzelf vaak helden werden.
De tocht voert na het Anne Frankhuis via Thorbeckeplein, Waterlooplein, over het Jonas Daniël Meijerplein langs de Dokwerker, door het Wertheimplantsoen met Wolkersmonument van gebroken spiegels (‘na Auschwitz is de hemel nooit meer ongeschonden’, aldus de maker) naar de Hollandsche Schouwburg, waar tragedie geen theater meer was, maar podium van de eerste beestachtigheden. De wandeling gaat verder naar het Muiderpoortstation, waar vandaan de beruchte treinen naar het Drentse achterland vertrokken.
Vanaf het Muiderpoortstation wandel ik door een stuk van de Indische buurt, langs de kleine Joodse begraafplaats van Zeeburg, waar twee staartmezen in het lentegroen van een berk om elkaar heen wippen, langs het Flevopark, het Amsterdam-Rijnkanaal, onder de Nescio-fietsbrug door, om uit- eindelijk mijn tocht te eindigen bij station Diemen, gelegen naast een andere, een grote Joodse begraafplaats. Het eerste deel van mijn nog lange herdenkingstocht is ten einde. Ik zal verder gaan en nog meer stilstaan. Gaan om stil te staan. Massaal over enkele dagen. Dodenherdenking. Maar wat is herdenken? Is het alleen terugdenken, een gang naar het verleden? En na de twee minuten stilte gaan we weer naar waar we gebleven waren? Is herdenken niet meer? Moet het niet meer zijn? De Bijbel kent het woord ‘herdenken’ niet. Wel ‘gedenken’. ‘Doet dit tot mijn gedachtenis’, zegt Jezus ten aanzien van het avondmaal. In het breken van brood en delen van wijn is Hij erbij. Gedenken is opnieuw relevant zijn, waar worden en van waarde zijn. Als herdenken geen gedenken wordt, dan zijn alle gesproken woorden als kaf in de wind. ‘Nooit meer Auschwitz’ staat er boven Wolkers’ gebroken spiegels in het Amsterdamse Wertheimpark. Als we dat vroom beamen, waarom laten we dan al die vluchtelingen creperen in kamp Moria, zijn we niet eens bereid om kinderen op te nemen? Gedenken is nog meer, blijkt uit Psalm 8: ‘Wat is de mens dat Gij hem gedenkt, het mensenkind dat Gij naar hem omziet?’ Gedenken is liefhebben en dat is zeggen: jij mag er zijn! Hoe de Eeuwige ons ziet en naar ons omziet, zo ook wij naar elkaar. Descartes schrijft dat hij in het denken weet dat hij iets is. Met Psalm 8 mogen we zeggen dat we in het gedenken iemand zijn. Iets of iemand zijn, daar gaat het om, op 4 mei, en elke dag op onze levensweg. «