ND COLUMN 34 11 FEBRUARI 2022
In het stevig protestantse dorp stond de man in hoog aanzien: ouderling, zondagsschoolbestuurder, mannenvereniging, voorbeeld van betrokkenheid en geloof. De mensen prezen hem, dichtten hem bijkans het gezag toe van een predikant. Zijn oordeel over ziel en zaligheid van gemeenteleden telde zwaar. Nu was de hoog gezeten man diep gevallen, ravijndiep. Scheve schaats op zedelijk gebied, grensoverschrijding die tot eerst gevangenis (kort) en daarna tot terbeschikkingstelling van de regering (TBR) leidde in Wolfheze, de rest van zijn leven.
In de Veluwse bossen zag hij niemand dan naaste familie, zoals zijn kinderen en een enkel kleinkind. De gemeenschap die hem hoog op het schild had gehesen, liet hem vallen. Het oordeel van de rechter werd versterkt en meer dan verdubbeld door het oordeel van dorp en kerk. Een mengsel van diverse emoties en motieven wellicht: teleurstelling, hardvochtigheid, leedvermaak en verlegenheid. Erger voor hem was dat geen predikant naar hem omzag. Jaren later toen zijn leven steeds meer richting sterven vorderde, kwam er een dominee op bezoek, die op huisbezoek bij zijn oudste dochter van zijn misdaad en straf hoorde. Hij zocht hem op, meerdere malen en uiteindelijk was ook hij het die zijn uitvaart leidde, gelukkig nog wel in zijn dorp. Niet vanuit de kerk, maar dat was zo’n veertig jaar geleden ook niet gebruikelijk.
De vrouw van de man was al op 65-jarige leeftijd overleden en begraven in een graf zonder steen, want hoe vroom en hoe groot in aanzien ook, geld voor zulks was er niet. Na zijn teraardebestelling kwam er nog steeds geen steen. Omdat de familie geen zichtbare herinnering aan de tragedie wilde achterlaten? In elk geval gold en geldt voor hem nog steeds het psalmwoord: ‘Men kent en vindt haar standplaats zelfs niet meer’ (psalm 103 vers 8 in de oude berijming).
De tragedie heeft diepe sporen nagelaten in zijn familie tot op de dag van vandaag. Zijn oudste kleinzoon ging diverse keren met diens ouders op bezoek bij opa. Hij wist als schoolkind niet waarom opa in Wolfheze bivakkeerde, aanvankelijk ook nog tussen zwaar gehandicapten. Er werd niet over gesproken of hooguit besmuikt. Later kwam zijn opa op een voor hem geschiktere afdeling en mocht hij voor een uurtje er uit om thee te drinken in Planken Wambuis. Op een van zijn wandeltochten kwam de kleinzoon onlangs voorbij dat vermaarde etablissement met dezelfde naam als het natuurgebied, thans de verblijfplaats van wolven. Pas jaren later vertelde zijn vader waarom opa tot een permanent verblijf in Wolfheze veroordeeld was. En nog weer jaren later begreep hij zijn moeder toen deze zei, nadat hij ‘uit de kast’ was gekomen: ‘Beter zo dan wat er gebeurd is met je grootvader.’
In alle omzwervingen die de kleinzoon inmiddels heeft gemaakt, een meanderend bestaan van kerk naar wereld en weer terug en daar binnen nog wat kronkelingen, in zijn bagage ging immer de reeds geciteerde Psalm 103 mee. De hele psalm is één monoliet aan troost, een overvol net van genade, een warme mantel van liefde. Maar in het bijzonder blijven de woorden haken van het vierde couplet in de nieuwe berijming: ‘Zo ver verwijderd ’t westen is van ’t oosten, zo ver doet Hij van hen die Hij wil troosten de zonden weg, ja Hij heeft ons bevrijd’.
De kleinzoon beseft dat zijn opa wellicht terecht die straf kreeg ofschoon TBR wel erg disproportioneel lijkt. Hij huivert om de archieven in te gaan, want wat vis je naar boven en zal het helend zijn? Valt de appel niet zo dicht bij de stam, dat hij op zijn opa lijkt en ook zich moet behoeden voor grensoverschrijding en dus veroorzaker van oorlog en verwoesting van levens aan beide kanten?
Wellicht hebt u het begrepen: de man was de vader van mijn moeder en de kleinzoon ben ik zelf. En ik schrijf dit nadat ik zojuist de tragedie heb vernomen met en rondom Marc Overmars. Ik hoop van harte dat ondanks alles hij herderlijk niet vergeten zal worden.