UIT DE KLEREN

ND COLUMN 33 – 21 JANUARI 2022

In de traditie van de oude Latijns/Romeinse kerk wordt op 13 januari de doop van Jezus herdacht.
Eigenlijk had die herdenking een week eerder moeten gebeuren, maar op die dag – 6 januari – hebben de ‘koningen’ of ‘wijzen’ in hun epifanie voorrang gekregen boven die van de Messias zelf. Hij laat zich ook liturgisch wegdrukken!

En op het octaaf, op de achtste vanaf de zesde, gaat hij kopje-onder in de Jordaan! Allesbehalve een krachtpatser of haantje de voorste, deze geliefde zoon van de Ene. Tom Naastepad heeft de twee verhalen, met die van dat derde typerende epifanieverhaal, de bruiloft te Kana, in een vierstrofig lied fraai gemetseld ondergebracht op de stoere melodie van Psalm 118 (526 in het Liedboek).

Treffend en fraai gepenseeld is de doop van Jezus aan onze hongerende ogen prijsgegeven door Pierro della Francesca, in een doek van 167 bij 116 centimeter, te zien in de Londense National Gallery.
De vijftiende-eeuwse fijnschilder die vanwege zijn opleiding tot wiskundige perspectief in zijn schilderingen wist te brengen, plaatst Jezus’ doop in het landschap van zijn Toscaanse geboortedorp Sepolchro bij Arezzo. Jezus wordt door de in een kameelharen mantel gestoken Johannes gedoopt zoals je kinderen doopt, sinds de vierde eeuw het doopgebruik in de kerk van Rome (en Reformatie). De Jordaan lijkt droog te staan en dus weinig geschikt ook voor onderdompeling.
Maar wel schildert Della Francesca de Jordaan als grensrivier en verstaat hij zo de Schriften, waarin deze in werkelijkheid nogal magere stroom theologisch en liturgisch plek en betekenis krijgt.
Johannes doopt dus met reden in de Jordaan, waar het woord voor ‘verval’ in doorschemert. Tussen Mozes en Jozua loopt de Jordaan. Je kunt niet zomaar en ongezien naar het ‘beloofde land’.

Je hebt geen vrije toegang tot wat Isaac Watts zo aansprekend verwoordde en Schulte Nordholt zo meesterlijk vertaalde: ‘Er is een land van louter licht waar heiligen heersers zijn’.

De weg naar ‘deze wereld Anders’ gaat door het water, door de diepte heen; je moet eerst uit de kleren, je moet ervoor kopje-onder. Alleen met doopbewijs entree!

Water is symbool van ondergang en reiniging, van onderdoor en ook dus bovenop, als nieuw geboren, fris en fruitig (vruchtdragend). Zo gingen Noach en zijn met mens en dier gevulde ‘kist’ door het water heen, werd Mozes in zijn kistje uit het water gevist. Zo moest de hogepriester voordat hij het heilige binnenging uit de kleren, kopje-onder gaan en met nieuwe kleren aan zijn ambtstaak beginnen. Zo moest Naäman zelfs zeven keer kopje-onder in de Jordaan om van melaatsheid rein te worden.

Bij Della Francesca zie je ook helder het onderscheid tussen deze en gene zijde. Rechts twee kale, armetierige bomen, links twee uit de kluiten gewassen vol in blad (de twee bomen van het Paradijs?). Drie jonge mensen links genderneutraal ogend; de meest linkse in de Hollandse driekleur gevleugeld. Zij zijn de engelen, de heiligen, van de Overkant.

Waar mijn blik het meest bij blijft hangen, is die jong ogende slanke man naast en achter Johannes de Doper. Hij is volop in touw zijn kleren uit te trekken, staat al bijna helemaal in zijn nakie, op dat dunne broekje na. De schilder legt hem vast op het moment dat we allemaal kennen: dat waarop je onzichtbaar bent en zelf ook geen zicht hebt. Op zichzelf al een rite van metamorfose. De navolging van Christus begint met de durf kwetsbaar te zijn, gevolgd door de overgave aan het diepe om uiteindelijk het tintelende plezier te beleven van bovenkomen en ‘nieuw land’ onder de voeten te hebben.

Nu ook de zwembaden weer open zijn, kan ik weer bijna dagelijks als het ware herinnerd worden aan deze louterende verbondenheid met hem die ons voorgegaan is naar de Overzij. Misschien ook iets voor het nieuwe kabinet: wekelijks samen uit de kleren en het diepe in!

page31image19819008