ND COLUMN 36 – 25 MAART 2022
Tweemaal ben ik met een pistool op mijn hoofd beroofd, eenmaal werd er bij mij ingebroken. Over grensoverschrijdend gedrag gesproken! De datum van de inbraak staat in mijn geheugen gegrift als een tattoo van Henk Schiffmacher: 26 mei 1995, mijn verjaardag die ik niet vierde omdat ik die dag een radioportret monteerde van Frank Rijkaard die zijn laatste wedstrijd voor Ajax speelde. Behalve bovengenoemde ‘grensoverschrijdingen’ moest ook de Amsterdamse brandweer eenmaal uitrukken vanwege een uitslaande brand op mijn zolderkamer, waar ik toen een Poolse student onderdak bood. Ik was zelf niet thuis.
Het is allemaal klein bier vergeleken met wat de bevolking in steden als Marioepol, Charkiv, Kyiv en noem alle andere letterlijke brandhaarden maar op, op grote schaal moet meemaken. Ik weet nog goed welke emoties om voorrang streden na de voor mij heftige confrontaties met geweld. Angst, ontreddering, vernedering, verdriet, verslagenheid, maar uiteindelijk vooral woede. Deze emoties zullen ook – zo veronderstel ik – in hevige mate de miljoenen getroffenen aan de oostgrens van ons Europa beheersen. En wie hen ziet in hun lijden gaat er in delen. En ik weet niet hoe het u vergaat: al te lang en te veel kan ik er niet naar kijken en over lezen. Het slaat me op de keel en laat ik eerlijk zijn, het wekt vooral woede.
En vraagt woede niet om wraak? Maar schieten we met wraak iets op? Is het niet zo dat in de ‘oorlog’ waarin Jezus verwikkeld is geraakt, hij Petrus – als haantje de voorste ook zwaardje de eerste – beveelt zijn wapen in de schede te steken?
Het is ook uitgerekend de veertigdagentijd waarin Poetin alle grenzen van humaniteit is overgestoken. Omdat hij wil toewerken naar zijn opstanding? Niet zelden zijn tirannen religieus behept.
En toch bevredigt het niet om dat nu en hier toe te passen. Christus moest lijden en sterven en ook weer opstaan als Gods eigen keerpunt in de geschiedenis. En dat mocht Petrus niet verhinderen. Maar geldt dat dan ook nu Christus opnieuw miljoenenvoudig gekruisigd wordt?
Draagt de overheid niet het zwaard tevergeefs? Ja ja, in die naam zijn er kruistochten geweest en oorlogen gevoerd en is er strijd geleverd, waarin zijn naam bezoedeld, te grabbel gegooid werd. Het gevaar van God voor onze kar is er altijd, ook nu. En toch: als ik de psalmen lees of zing, de profeten gehoor geef, dan is er sprake van strijd, op leven en dood. In Muiden liet ik onlangs psalm 2 zingen: ‘Wat drijft de volken, wat bezielt ze toch? Wat is de waanzin toch die zij beramen? De groten staan gewapend tot de slag, de machtigen der wereld spannen samen. ’t Is tegen het gezag van God de Here en tegen zijn gezalfde vorst gericht: Kom, zeggen zij, laat ons hun banden scheuren, tot alle macht in onze handen ligt.’
Het is de Ene die zelf in gevecht gaat om de door hem bedoelde schepping te redden van een troosteloze ondergang. ‘De Heer zal opstaan tot de strijd en zal zijn haters wijd en zijd, verjaagd verstrooid doen zuchten’, zingt psalm 68. Over die psalm hield na de oorlog K.H. Miskotte een bevrij- dingspreek onder de genoegzeggende titel ‘Gods vijanden vergaan’.
Juist nu het oorlogsleed onze huizen binnenkomt – niet alleen via de media maar ook in het vlees en bloed van vluchtelingen – merk ik dat veel van onze gezangen zo ‘lief’ zijn, zo ‘ongevaarlijk’. Vergeleken met de psalmen. Dat zijn bijna altijd frontliederen. Geschreven op de barricaden van het leven, letterlijk ook. Het zijn loopgravengezangen. De door Jezus aan het kruis geciteerde Psalm 22 is een grote schreeuw om stevig ingrijpen van de Ene.
De misschien wel enige psalm onder de gezangen is ‘Een vaste burcht’. Wat ik zeggen wil: laten we psalmen gaan zingen, in de diensten, maar ook wekelijks samen, in welke berijming dan ook. Zingen zoals Paulus en Silas in de nacht.