ND Column 42 – 5 augustus 2022
Een golf van wol vloeit over de goed geasfalteerde weg. 120 schapen aaneengesloten, aangevuurd door de herder, zoeken lager wal, vinden grazige weiden aan de overzijde en wat verder koele wateren. Als laatste steekt de pezige, zongestoofde, als door menie gebruinde vader van de herder over, ook met stok. Of is het meer een staf? Wanneer de schapen veilig over zijn, is er tijd voor een vriendelijk woord, een hartelijk ge- sprek. Nee, de herder is geen huurling, de kudde is zijn eigendom. ’s Nachts is er onderdak en zijn de schapen veilig voor wolf en beer. De kud- de levert behalve wol die lelieblanke zoute kaas, die zich makkelijk brok- kelen laat in salades, brinza in het Roemeens.
We verbazen ons trouwens over de plek waar de herder zijn schapen maant tot oversteek, namelijk in een bocht. De weg mag dan niet erg druk bereden worden, maar wat er voorbij komt, doet dat met een snelheid alsof de duivel op de hielen en in de wielen zit. Met ware doodsverachting wordt er ingehaald, ternauwernood fatale botsingen op tegenliggers voorkomend. BMW’s en Audi’s die symbool staan voor de opstoot van Roemenië en van de berijders naar de toppen van hun nationale Quote 500.
De rust van de herder is daarbij een verademing. Hard labeur die niet ongelukkig maakt, maar tevreden stemt. Als de kudde graast kan de herder liggen, kauwend op een spriet gras met een waakzame hond in de buurt. Pastorale idylle, letterlijk. Je kunt er Bachs pastorale muziek uit het tweede deel van zijn Weihnachtsoratorium bij neuriën of het arcadisch intermezzo uit Händels Messiah.
Talrijk zijn de kudden nog in dit vergeten land, het achterhuis van Europa. Kudden die er ook waren ten tijde van het hardvochtige regime van Ceausescu. Herders waren de enige ‘vrijen’ toen. Ongrijpbaar, soeverein, eigen baas, ook als men wel ‘huurling’ was; weiden, beken en heuvels als natuurlijke kathedraal, lofzang op de schepping.
Het gevaar voor het kleine spul, het lam cirkelt in het hemelrond, waar onder andere steenarenden majestueus spieden naar prooi; waar zij hun machtige vleugels uitslaan op de thermiek van luchtbeweging. De steenarend heeft model gestaan voor de adelaars in de wapens van machthebbers en machtige keizer- en koninkrijken.
De steenarend is op buit uit, voor zichzelf en voor het jonge grut in zijn nest. Eenmaal heb ik een steenarend mogen zien, niet hoog boven mij, maar dicht naast mij, in de berm van de weg waarover ik ging: voornaam, trots, scherpe blik, warm bruin gevederd. Buit scoren voordat je zelf buit wordt: wet van de natuur; wat gewelddadig lijkt is in feite noodzaak, noodzakelijk kwaad zo u wilt. Wij zijn en doen hetzelfde, maar worden ten opzichte van elkaar geroepen geheel anders te zijn.
Geen jager maar herder. Niet de Quote 500 als ultieme doel, maar zoektocht naar grazige weiden en ver- kwikkend water, naar een dis die de ogen van de vijand uitsteekt. Dat het zo ook kan, hebben we kunnen zien in kloosters en kerkgemeenschappen die gul en royaal vluchtelingen uit buurland Oekraïne opnemen, voeden, verkwikken en wegwijs maken. En ontspannen als de herders op ons pad tijd nemen voor een helend, hartverwarmend gesprek.
De steenarend leert ons ook meer: er komt een moment dat de jonkies op eigen vleugels leren gaan. Hij stoot ze het nest uit. Hachelijk moment, de jonge arend dreigt te vallen en zijn leven te beëindigen voordat die goed en wel is begonnen. Maar dan is daar zijn ouder, die onder hem door vliegt en hem opvangt op zijn machtige vlerken. In Deuteronomium is dat het beeld van de God van Israël, die zijn volk als kinderen uit het nest van Egypte stootte, maar bij naderende ondergang onderdoor kwam en op- ving.
Mij geeft het te verstaan niet te spreken over God Almachtig, maar over God Draagkrachtig. Zo doet ook de ware herder: het ‘gevallen’ lam wordt gedragen naar frisse weide, koele beek en veilige stal.