interview voor Nederlands Dagblad 15- 10- 2022 met IEFKE VAN BELKUM – beeld Maarten Boersema
Haar vader deed aan waterpolo, twee ooms namen deel aan de Olympische Spelen en haar moeder was zwemtrainer. Ze komt dus uit een echte waterpolofamilie, ze is als het ware in het zwemwater geboren. Toch noemt waterpolospeelster Iefke van Belkum zichzelf een laatbloeier. ‘Ik begon pas op m’n veertiende op niveau te spelen, normaal zit je op jongere leef- tijd al bij Jong Oranje, met het talent dat ik had. Maar ik heb eerst ook andere sporten beoefend, zoals tennissen, turnen en zwemmen. Mijn ouders gaven mij ook daar de ruimte voor en pushten niet in de richting van het waterpolo.’
Toen de op 22 juli 1986 geboren Leidse op haar veertiende se- rieus werk maakte van haar sport debuteerde ze direct in het eerste damesteam van de zwem-, polo- en triatlonvereniging De Zijl-LGB in haar geboortestad. Op haar achttiende werd ze Europees jeugdkampioen en werd ze uitgeroepen tot Water- polotalent van het jaar. Na een studie Sales Management aan de Universiteit van Hawaï in Manoa, gecombineerd met wa- terpolo, kwam ze voor de Olympische Spelen van 2008 terug naar Nederland. Ze was vaste speelster van het team dat in Peking olympisch goud won, een sensatie. ‘Robin van Galen was voor mij niet de beste trainer die ik heb meegemaakt, maar wel de beste manager. Hij was heel goed in vertrouwen geven en vertrouwen opbouwen en in de organisatie in en rondom het team. De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat ik niet een trainer kan noemen die erboven uit stak.’ De Olympische Spelen van Londen in 2012 werden niet gehaald. Van Belkum besloot in Rusland te gaan spelen; eerder had ze het avontuur al in Griekenland gezocht. Terug in Nederland won ze in het seizoen 2013/2014 met haar Leidse team ZVL zowel het land- kampioenschap, de beker als de Supercup.
Bloed
‘Over het algemeen kent waterpolo weinig acute blessures tijdens wedstrijden, is misschien wel de sport met het minste aantal. Dat heeft alles te maken met het ‘dempend’ karakter van water. De meest voorkomende blessures zijn spierbles- sures in de schouder vanwege het voortdurende werpen, pas- sen en schieten. Dat geldt ook voor de heupen vanwege het boven het water uit moeten komen om bovenhands te wer- pen. Daar kunnen zelfs chronische blessures uit ontstaan. Ik heb weleens een vinger gebroken tijdens een wedstrijd van- wege een keihard geschoten bal die mijn vinger vol raakte. Eenmaal scheurde een pink in, waarbij letterlijk bloed vloei- de, wat eveneens het geval was bij het oplopen van een open wenkbrauw. Ik heb ooit ook mijn enkel gebroken, maar dat was bij het uitstappen uit de auto. Van nature ben ik onhan- dig en dat bleek toen weer eens.’
Het imago van waterpolo is dat er nogal onsmakelijke taferelen plaatsvinden onder water en dus voor ons aan het zicht onttrok- ken.
‘Dat is zwaar overtrokken, er gebeurt weleens wat, waterpolo is per slotte een contactsport, je vecht duels uit, maar ik heb nog nooit vervelende dingen als knijpen in edele delen en ge- niepig trappen meegemaakt en dat iemand bewust uit het water geslagen werd. De duels tussen midvoor en midachter zijn overigens zonder bal pittiger dan de anderen duels. Ver- der was ik zelf nooit zo met de tegenstander bezig, maar steeds gericht op zelf zo goed mogelijk spelen, vrij zwemmen, en het spel leiden, want als allrounder kreeg ik veel vrijheid. Overigens werd er in Rusland veel harder en meer getraind dan in ons land: dertig uur per week tegen 15 à 20 uur bij ons. Waterpolo is daar ook een sport om een bestaan op te bouwen. Het doet er veel meer toe qua status, prestige en aanzien. Het is een ‘survival of the fittest’ in de zin van wie het sterkste is. Er wordt ook veel meer aan krachttraining ge- daan. Dat én het vele trainen levert meer blessures op dan bij ons.’
Zweet
‘Als zweet staat voor opoffering en afzien was mijn verblijf in Amerika een geweldige leerperiode. Ik was pas 16 jaar en leerde op eigen benen staan. Daarnaast heb ik keihard ge-
NEDERLANDS DAGBLAD : 15.10.2022 12
ZATERDAG
BLOED ZWEET EN GEWETEN
de basis gelegd voor vele jaren. Trainen was geen opoffering, maar noodzaak op de weg naar succes. Ik was altijd gemotiveerd totdat we de Spelen van 2012 niet haalden. Toen ging teleurstelling over- heersen, allerlei randzaken gingen een rol spelen en holden mede mijn motivatie uit. Ik heb toen tijd ge- nomen om me te bezinnen op de toekomst en uit- eindelijk het besluit genomen om in Rusland te gaan spelen. Wat een les werd in relativeren en wellicht ook nederigheid omdat ik zag wat de Rus- sische meiden moesten doen voor een beter en ge- lukkiger bestaan. Ik had verhalen gehoord over do- ping en disciplineterreur. Ik was nieuwsgierig hoe
het zat: ik heb niet veel van die horrorverhalen be- vestigd gezien. Ik werd me er wel van bewust dat je in topsport geleefd kan worden. En ik zag dat ook terug in Nederland en zag bij jeugdspelers een ge- brek aan motivatie: waarom doen ze aan waterpo- lo? Ik zette vraagtekens bij het beleid van de Ko- ninklijke Nederlandse Zwembond. Na een gesprek met de coaches besloot ik nog eenmaal me voor Oranje in te zetten. Maar tijdens het WK 2013 werd mijn gevoel sterker en ik besloot als international te stoppen.’
Hoe het zit met het letterlijk zweten in en bij een watersport? Kun je je zweet kwijt? Met pretogen zegt ze: ‘Eenmaal uit het water komt het zweet der- mate vrij dat je heel moeilijk droog wordt, versterkt
door het vele drinken. Overigens ben ik geen trou- we drinker, ik moet me er toe zetten. En van trai- nen in de sportschool werd ik ook niet vrolijk. Mijn moeder zei me ooit dat ik te kleine voeten heb voor zo’n groot en lang lijf van 1,85 meter en dat ik in de weer met gewichten snel zou omvallen.’
Tranen
‘In de sport heb ik alleen tranen van geluk gehuild in Peking. En dat nog niet eens op het podium. Ik begon te huilen toen ik zag dat mijn ouders die er bij waren, zaten te huilen. Van verdriet heb ik niet gehuild. Ik ben een killer, maar als een ander beter is, dan accepteer ik dat. Bij verlies zoals op het olympisch kwalificatietoernooi 2012 in Triest was ik niet zozeer verdrietig als wel gefrustreerd; ik baal dan van mezelf en twijfelde of ik wel het maxi- male had gegeven. Nu ik kinderen heb, huil ik veel sneller, van geluk en als zij zelf verdriet hebben.’
Geweten
Over verdriet gesproken en frustratie tegelijk en nog zo meer, dat speelde allemaal toen Van Bel- kums eerste partner als coach jonge meisjes van zijn team bleek te hebben misbruikt. ‘We zijn kort na de geboorte van mijn dochter uit elkaar gegaan, omdat het niet meer ging en ik vermoedde dat er een ander in het spel was. Later ging de beerput open en bleek hij zeer ernstig misbruik te hebben gepleegd bij meerdere jonge teamgenootjes van me. Mijn dochter was vier jaar toen hij werd opge- pakt. Ik heb me hevig afgevraagd of ik dat niet had moeten zien en dus eerder in had kunnen grijpen.
‘Nu ik kinderen heb, huil ik veel sneller, van geluk en als zij zelf verdriet hebben.’
Vreemdgaan kon ik me nog voorstellen, maar dat iemand tot zoiets in staat is, nee. Ik had last van schuldgevoelens. Maar met behulp van m’n huidige vriend en mijn ouders heb ik de situatie en mijn rol geanalyseerd om tot de conclusie te komen dat er maar één schuldige is in dit soort situaties, namelijk de dader.
Je kunt wel zeggen dat ik mijn naïviteit ben kwijt- geraakt. En ik ben alerter, bij slechts een vermoe- den zal ik aan de bel trekken. Het is voor betrokke- nen ook heel moeilijk om alarm te slaan. Je leeft in een eigen wereld, een stevige bubbel, gefocust op maar één ding: succes en dat vraagt om opperste loyaliteit aan de groep en aan de coach. Ga je vra- gen stellen, kun je er zomaar uit liggen en een loop- baan verder vergeten. Ik ben nu zelf coach en train mijn meiden in zelfstandig denken en moed om za- ken te benoemen. Ik vind ook dat sportbonden daar beleid van moeten maken: opleiden tot zelfstandig- heid binnen teamverband. Geen kadaverdiscipline kweken. De weg naar succes kent grenzen en ber- men; het doel mag niet alle middelen heiligen. De grens van het menswaardige mag niet overschre- den worden. Dat geldt bijvoorbeeld ook voor het omgaan met elkaar en de tegenstander: tactisch mag er veel, maar de ander uitschelden en beledi- gen is ongeoorloofd grensoverschrijdend gedrag.’ ◀