‘ Roemenië is een van de mooiste landen die ik ken, zeker het mooiste land van de Balkan. En ik kan het zeggen, want op Buthan, Saoudi-Arabië, Zuid Soedan en Libië na heb ik alle landen van de wereld bezocht en bereisd’. De 74 jarige globetrotter uit Waalwijk, Jan Oerlemans, komen we tegen aan de tafel van de kleine cafetaria in Viscri, het schilderachtige dorp van 400 inwoners waar prins Charles sinds een aantal jaren een oude boerenhoeve bezit. Hij heeft meer panden gekocht en onder gebracht in een stichting, stokoude huizen die gehuurd kunnen worden. Gezien zijn afkomst en positie kun je de zoon van de nog immer tronende Elisabeth ook een globetrotter noemen. Net als de Brabander is hij gevallen bijkans verliefd geworden op het land waar tot dertig jaar geleden Nicolau Ceausescu de keiharde scepter zwaaide. Verliefd geworden met name op het zuidelijk gedeelte van Transsylvanië, ooit eeuwen deel van het Hongaarse en later Oostenrijks-Hongaarse rijk. Verliefd geworden waar vanaf de 11e / 12e eeuw de zgn. Saksen neerstreken, door de Hongaarse koningen genodigd de landsgrenzen te verdedigen tegen gratis grond. De Karpaten die nu als een elleboog een soort ruggegraat vormen van het huidige Roemenië fungeerde eeuwenlang als een natuurlijke afbakening van het Hongaarse rijk. Toch wisten keer op keer volken als Tataren en Mongolen daar doorheen te dringen en de bevolking te terroriseren, uit te roeien en hun land in te pikken. Dat moest dus anders. De Saksische kolonisten moesten de zuidgrens gaan bewaken, de Szekler, een oeroude Hongaarse stam de oostgrens aan de binnenkant van de Karpaten.
De Saksen versterkten hun huizen en bouwden na weer zo’n inval burchten rond hun kerken, waar binnen mensen en vee veilig waren. Die noodzaak liet zich voelen toen vanaf eind 15e eeuw de Ottomanen hun begerig oog hadden laten vallen op het land achter en binnen de Karpaten.
Nog steeds zijn er zo’n 150 burchtkerken te bewonderen, sommigen zelfs in een dubbele omwalling. Het doel was overal gelijk, de uitvoering overal anders. Elke keer wanneer met een grote sleutel een deur openknarst val je weer in stilmakende verbazing. Eeuwen van gebed, prediking, zingen en samenkomen worden steeds anders voelbaar, in de intieme knusse bouw, de diverse staaltjes volksvlijt, volkskunst zelfs. Gestolde tijd die ontroert.
Gestold, omdat in veel van die kerken nauwelijks nog kerkdiensten plaats vinden. Of een enkele keer per maand. De Saksische bevolking is dermate in de loop der tijden na WO. II uitgedund, dat predikanten soms wel een dertigtal gemeenten te bedienen hebben.
Met veel pijn en moeite (en soms steun van buiten het land) worden de kerken in stand gehouden. Ten onzent komen kerken leeg te staan omdat het kerkvolk is ‘geemigreerd’ naar andere levenswijzen, overtuigingen, tijdbestedingen. Hier in Huizen moeten twee van de drie kerkgebouwen, behorend bij de PKN, sluiten vanwege deze mentale emigratie. Projectontwikkelaars loopt het water al in de mond, niet voor het gebouw maar voor de grond.
Maar zouden deze kerken niet uitstekend geschikt zijn of geschikt gemaakt voor de ‘ Lazarussen’ die aan onze poorten zijn komen te liggen in de hoop en verlangen op een menswaardig bestaan?
Zou het niet mogelijk zijn om als gezamenlijke kerken van ons dorp de handen ineen te slaan, een comitee te vormen, een slagvaardige denktank, waarin kerkleden uit de bouwwereld, de financiele sector – ze zijn er nog – aan de slag gaan om aan deze tijd geeigende ‘burchtkerken’ te creeren? Niet alleen in mijn dorp, maar waar ook in ons land kerken hun liturgische functie verliezen.’Een vaste burcht is onze God, een toevlucht voor de zijnen’, wordt in vrijwel alle kerken met graagte en uit volle borst gezongen en terecht. Maar ‘ verplicht’ de belijdenis van de Ene als toevlucht, stevig als een vesting niet ook zelf als door de Heer benoemde en naar Hem genoemde gemeenschap toevlucht te zijn, een burcht voor wie in arren moede voor onze poort liggen?