zondag 18 juni
Na een rustige zaterdag van stad snuiven, rusten, lezen, mijmeren op een terras achter koffie en bier, korte gesprekjes en een heerlijk avondmaal, start ik de zondag met een buiten-ontbijtje en daarna de kerkdienst in de kerk van de Twee Torens, vlak bij het Instituut. De gemeente van deze kerk kent ook twee predikanten. De ene Székely József, heeft ook in Nederland gestudeerd. Hij is een belangrijke figuur in de huidige kerk, die hamert op kerkvernieuwing en op het belang en de verbetering van de prediking. De ander is Adorjáni Lászlo, spreekt voortreffelijk Engels, tekent geestige cartoons en is een broer van Zoltán, die studeerde toen ik hier verbleef; hij is al weer jaren hoogleraar NT. Adorjáni gaat in deze dienst voor, vooraf gegaan door een doopdienst. Na afloop laat Székely het door hem opgerichte museum zien in een van de grote torens. Het betreft de geschiedenis van de zgn. Hochstadt , de wijk vanaf de kerk zich richting oosten uitstrekt en tot de zeventiger jaren van de vorige eeuw bestond uit kleine boerderijen, die de binnenstad voorzagen van groenten en fruit. Vanaf de zeventiger jaren begon het Ceausescu-regime de honderden (Hongaarstalige) boertjes te verdrijven, hun huizen weg te bulldozeren, hun gronden te onteigenen, zonder enige vorm van inspraak en proces om plaats te maken voor afschuwelijk lelijke en slecht gebouwde torenflats, waarin plattelanders van Roemeense origine gedropt werden, die plotseling van landbouwers industriearbeiders werden. De sociale gevolgen voor oudere als nieuwe bevolking waren: ontreddering, verpaupering, ziekte, sterven, zelfmoord op grote schaal. Indrukwekkende foto’s laten dat afbraakproces huiveringwekkend zien.
De middag gebruik ik voor ontspannen lezen en ’s avonds ben ik op bezoek bij Jenei Tamás. We halen herinneringen op van veertig jaar geleden, hij vertelt over zijn loopbaan als predikant, die begon in de Bukowina, waar hij vrijgezel zonder auto een parochie zo groot als Nederland had te bedienen. Door de hele provincie verspreid woonden Hongaars Hervormden, enkelingen of bijeen in kleine huisgemeenten. De Ceausescu-politiek was er op gericht om de Hongaarse minderheid te versplinteren. Afgestudeerde Hongaren kregen een baan in Roemeense gebieden en Roemenen werden zo veel mogelijk naar Hongaarstalige gebieden gedirigeerd. Tamás liet zich niet uit het veld slaan en probeerde zo goed en zo kwaad als het ging zijn diasporagemeente te versterken en op te bouwen. Na jaren werd hij naar een betere plek overgeplaatst, ontmoette zijn vrouw uit Hongarije. Deze woont met hun drie dochters al weer een tijd in haar geboorteland, omdat de Roemeense overheid weigert haar het Roemeense staatsburgerschap te geven. Dus heeft Tamás besloten over drie maanden, als hij met emeritaat gaat, naar Hongarije te verhuizen, waar Hongaarse overheid hem het staatsburgerschap van dat land zal geven.
maandag 19, dinsdag 20 juni
Deze dagen genieten ik weer met volle teugen van het weer, van terrassen, van de sfeer in de stad, heb momenten dat ik lees, bezoek een boekwinkel en ga ook naar een pedicure/manicure. Verder een aantal gesprekken. Met Sógor Arpád, de studentenpastor, die me vertelt dat hij een eigen pastoraal/therapeutische aanpak heeft ontwikkeld: de schaakmethode. Hij voert zijn gesprekken rond het schaakbord, waarin hij met de studenten schaakt of hen dat leert. Schaken is keuzes maken en staat symbool voor het leven, waarin het ook om het maken van goede keuzes gaat. De keuzes op het schaakbord leidt tot intensieve gesprekken. Ik spreek met Csalog Bela over de specifieke problematiek van de Hongaarse kerk: het toenemend individualisme, gebrek aan samenwerking tussen predikanten, homoseksualiteit, een nog zeer heikel onderwerp. Met behulp van en onder stimulans van de Juhász Stichting is een aantal jaren geleden een boek gepubliceerd dat gratis onder studenten en predikanten verspreid wordt om zo een open gesprek er over te stimuleren. Wat in het boekje ontbreekt is een persoonlijk verhaal van iemand die uit het oude denken zich heeft bevrijd. Ik spreek met hem er over of ik op dit punt niet van dienste kan zijn. Dat leg ik ook voor aan Beke Boroká, de vrouwelijke voorzitter van de predikantenbond. Zij staat open voor een bijdrage van mijn kant, maar moet dat wel voorleggen aan haar leden. Met haar spreek ik ook over het belang van pastoraat aan de predikanten zelf, ook in ons land een ondergeschoven kind.
woensdag 21 juni
In de bibliotheek heb ik een ontmoeting met de bibliothecaris, die mijn werkstuk dat ik ooit schreef te voorschijn heeft getoverd en dat hij voor mij wil digitaliseren en zo toesturen. Het werkstuk gaat over Barths periode als predikant van Safenwil. Zelf bezit ik geen exemplaar, ook niet in de oorspronkelijke versie. ’s Middag voeg ik mij bij Jenei Tamas om met hem in zijn handige bestelbusachtige auto naar Bonchida te rijden, zo’n 40 kilometer oostelijk van Cluj. In dat dorp bevinden zich de resten van immens grote burchtcomplex. Het werd het Versailles van Transsylvanië genoemd, het wordt bij stukken en beetjes gerestaureerd en op het immense terrein vinden nu grote cultuurfestivals plaats. Dit complex wordt ook beschreven in het prachtige boek van Jaap Scholten, Kameraad Baron. Het is ook in het Hongaars vertaald en vindt onder de Hongaren gretig aftrek. We voegen ons bij de predikant van Bonchida die tegenover het kasteel woont en ook in Nederland heeft gestudeerd. Na het kasteel bekijken we zijn kerk, van oorsprong 11e eeuw en een van de oudste van Transsylvanië. Sporen van de grafelijke familie vinden we terug in de fraaie kansel en de avondmaaltafel. In Cluj trakteer ik Tamás op een maal op het terras van het voormalig onderkomen van de vrijmetselaars, nu een modern en prima restaurant. De volgende ochtend spreek ik nog een keer met Csabá, drink nog een koffie in Big Ben en neem een taxi naar het vliegveld