Vrijdag 15 maart 2019 gaan we weer op pad. Onder een loden lucht – maar geen regen, zoals ook nu weer voorspeld – lopen we ‘s middags dat gedeelte dat we de vorige keer in oktober hadden laten liggen. Dus komen we samen bij De Soeten Inval aan de Provincialeweg Someren-Heeze. Na koffie en gebak met éen auto naar het eind van de Kraaiendijk, tegen de bosrand. Het laatste stuk van die dijk is onverhard en nu een tocht met enige hindernissen vanwege overvloedige regen de dagen er voor. Die dagen waren eveneens onstuimig, met razende stormen, wat in het bos goed zichtbaar is. Ettelijke als lucifershoutjes geknapte dennenbomen en populieren. Slingerend door dat bos, soms met flinke klauterpartijen over de over de route geklapte bomen komen we bij het Keelven. Onderweg doen we aardige weetjes op, zoals over het pijpenstrootje. De naam dankt deze grassoort – die struikheide kan overwoekeren – aan het gebruik van de lange stengels bij de vervaardiging van het kanaaltje in de steel van aardewerken pijpen en om die steel open te houden. Imkers gebruikten de stengels om bijenkorven te maken. Een ander informatiebord vertelt over de rabatten in het bos. Het zijn lange rechte sleuven. Rond 1900 werden grote stukken heide ontgonnen en ingeplant met bos. In natte terreindelen werden sleuven gegraven om overtollig water af te voeren, zodat de jonge bomen meer kans hadden om te groeien. Die sleuven werden rabatten genoemd. Het terrein is niet meer zo nat, beeklopen zijn recht getrokken, waardoor water sneller wordt afgevoerd met als gevolg dat het gebied verdroogt. Duidelijk is nu ook waarom het gebied op de kaart nog steeds Somerensche Heide wordt genoemd, want dat was het. Nog meer slingers bos en daar is De Soete Inval weer. De ruim 6 kilometer hebben we ingehaald. We doen boodschappen in Someren en vervoegen ons wederom bij Driena, ons nachtverblijf. En dan komt ook de ‘beloofde’ regen. We eten weer in Heidehof in Someren-Eind.
Zaterdag 16 maart is het ook droog, maar er staat een straffe noord-westen wind en dus wordt besloten niet globaal van zuid naar noord te wandelen, maar van noord naar zuid, met de wind zoveel mogelijk in de rug. Dus de eerste auto wordt bij NS Station Heeze geparkeerd en de tweede auto bij restaurant Volmolen aan de Dommel, ten zuiden van Waalre. Na een koffie, besteld bij en verzorgd door een uiterst chagrijnig jonge deerne met vollemaansgezicht, starten we bij de Dommelmolen, gebouwd aan weerszijden van de Volmolenbrug. Het bestond uit een graanmolen en een molen om weefsels te vollen, te verdichten. Vandaar de naam. Na een periode van verval tussen 1950 en 1990 is de molen in 1992 totaal vernieuwd.
We lopen van de molen weg over de Molenstraat, rechts door de buurtschap Timmereind in het dallandschap van de Dommel en na een kilometer komen we in het schilderachtige gehucht Loon. De naam verwijst naar de vroegere heerlijkheid, die Valkenswaard, Waalre en Aalst omvatte. Rond 700 was de buurtschap al bewoond en afhankelijk van de dwangmolen, eigendom van de heer, waar de boeren verplicht hun graan moesten laten malen. Die Loondermolen was ook het hoofdkwartier van de heerlijkheid. De buurtschap van Kempische langgevelboerderijen is gevormd rond een driehoekig grasveld, beplant met eiken. De vorm van het plein is wellicht een verwijzing naar het vroeg-middeleeuwse drieslagstelsel, waarbij akkers in drie stukken werden verdeeld i.p.v. daarvoor in twee stukken. Akkers werden om en om bebouwd om het ook rust te gunnen. Veel vroegere boerderijen hebben een ‘burgerlijke’ bestemming gekregen. In 1971 is het gehucht met Timmereind tot beschermd dorpsgezicht benoemd.
We lopen onder Waalre door, steken de weg Waalre – Valkenswaard over. De Merenstraat voert ons langs grasland naar bos. Op de zandweg treffen we een groep jagers die hun jachthonden aan het trainen zijn in het apporteren van prooi, zoals een al eerder geschoten fazant en duif. Aardige mannen, mooie honden. We volgen een deel van de training en gaan dan weer verder. Het boekje wil ons naar Valkenswaard sturen en daar weer terug langs de N69 (Valkenswaard- Eindhoven). Een stippellijn geeft aan dat we die scherpe taartpunt ook door kunnen ‘snijden’, daarmee twee kilometer saai stuk besparend. Meestal betekent een stippellijn een toekomstige route, maar dit keer wijst het op een vroegere route. Vanwege toenemende drukte op de N69 achtten de routebetalers het niet meer verantwoord om die weg over te steken. Maar wij wagen het er op. Langs kapitale villa’s bereiken we de gevaarlijk geachte weg en weten die vrij eenvoudig over te steken, wellicht geholpen door het feit dat het zaterdag is en dus nauwelijks vrachtverkeer. We lopen door bos- en stuifzandgebied en na 1,5 km steken we de Tongelreep over, door de regen van afgelopen dagen flink buiten haar oevers getreden.
Na de Tongelreep belanden we in agrarisch gebied in het beekdal, met de buurtschap Achtereind. Daarna verdwijnen we weer in de bossen van Waalre om aan te leggen in De Hut van Mie. Een naam die me ogenblikkelijk de Gooise Hut van Mie voor ogen schildert. Die voor een deel nog uit plaggen bestaande hut tussen Blaricum en Laren werd bewoond door een zekere Mie. In mijn jeugd was de hut er nog, weliswaar zonder Mie. Het etablissement, aangenaam ingericht als bruin café herinnert aan ene Mie Peels die honderd jaar geleden in een houtachtige boerenhoeve bier tapte. De hut werd ook wel Aalster Hut genoemd en in de volksmond heette Mie Peels Mie Pils.
De Hut van Mie ligt aan de A2 die we weer eens oversteken. Door bos, langs heide, langs weiden, weer door bos en na 4 km bereiken we de rand van Heeze en vinden we onze weg naar het NS Station. Met de ene auto terug naar De Volmolen en een afsluitende verfrissing, dit keer bediend door een jonge vrolijke deerne zonder vollemaansgezicht.