De tijd dichten – poëzie in corona-dagen – 4

Gisteren was er iemand die zei: het doet me zo aan de oorlog denken, deze tijd. In het zonnetje op mijn balkon zie ik de pimpelmezen, de duiven, de kauwtjes, de eksters en ze komen af en toe buurten, een klein muisje schiet door het gootje. Was ik maar een vogeltje en van niks hoeven weten..

Van N.E.M. Pareau (1906-1981)is hier het gedicht

Aan de ganzen

Laat in de nacht, wanneer ik droomend door
het venster staar, roepen uit hooge luchten
onzichtbaar overgaande ganzenvluchten;
een zwak gekrijs, dat zwelt en gaat teloor.

Nauw drijven door de duisternis geruchten;
de zomernacht is zwoel en drachtig. Voor
de sterren hangt een nevelwaas. Ik hoor
de donkere aard’ in diepen sluimer zuchten.

Ay, vreemde vogelen, die komt overzweven
en ongestoord de breede vlerken vouwt
in landen waar nog vrije volken leven,

vertelt hun, hoe men hier de vrijheid rouwt
en welk een ongeluk de mensen lijden
die d’overgaande trekganzen benijden. (1941)

‘En de vogels vliegen van Oost naar West Berlijn …’ Wie zong dat ook al weer? Juist…

Overigens kon Pareau – pseudoniem voor de jurist Hendrik Jan Scheltema heel anders uit de hoek komen:

Voorval

De trein had nauwelijks een kwartier
‘t station IJmuiden-Oost verlaten
of Hugo loosde zijn uraten
door het ontslotene portier.

De reizigers die bij hem zaten,
verrast door zulk een passagier
betuigden luidkeels hun plezier
en gingen het geval bepraten.

De spotternij van die daar zaten
beroerde Hugo nu geen zier,
vermits zij allegaar vergaten

den last van ‘t pas genoten bier.
Hij stak de knoopen in de gaten
en sloot het venster op een kier.