Donderdag 28 mei in het Corona-jaar 2020 was wederom een stralende dag. Mijn auto geparkeerd voor het fraaie station Baarn. Dit rijksmonument werd geopend in 1874 en kent een koninklijke wachtkamer. Er is een permanente tentoonstelling met foto’s en documenten over de relatie koninklijk huis en het station. Tegenover het station in een parkje Baarns oorlogsmonument met een aparte gedenksteen, waarop de namen van de 45 uit Baarn weggevoerde Joodse medebewoners. Op een andere plaquette de namen van 31 andere Baarnse oorlogsslachtoffers. Het plantsoen ligt in het Amaliapark, in 1873 geopend, zoals het toegangshek vermeld. Het park werd vernoemd naar Amalia van Saksen-Weimar, de eerste vrouw van prins Hendrik de Zeevaarder, die in 1865 Paleis Soestdijk in zijn bezit had gekregen. Deze was de derde zoon van koning Willem II, met een lange carrière bij de marine – vandaar zijn bijnaam – en die een fortuin verdiende met tinwinning op het eiland Billiton tussen Borneo en Sumatra. Amalia, Hendriks eerste echtgenote, overleed in 1872.
Ik loop achter het park langs over het Stationsplein, bij een school links af en dan rechtsaf de Vondellaan in . Dan volgt de Wijkamplaan met rechts een van de drie begraafplaatsen van Baarn. Op deze dodenakker liggen o.a. Maurits Escher, de AR-politicus Roolvink en verzetsstrijder Esmée van Eeghen begraven.
Nog een woonwijk door en dan ben ik in polderland, zonovergoten: de Langeindsche Maten. Op de site Waarneming.nl zie ik dat op de dag dat ik er loop o.a. een roodborsttapuit is gezien. En laat ik die ook gezien hebben, vrij direct nadat ik een bruggetje ben overgegaan en nog wonderlijker nadat ik aan dat vogeltje had gedacht in een verlangen deze eindelijk weer eens te zien en daar zie ik hem/haar vrolijk wippen op een hek. Later neem ik nog een grote bonte specht waar, ofschoon ik aanvankelijk denk dat het een middelste bonte specht is die ik voor me uit zie vliegen en tegen een stam in een bosje plaats nemen. Ik vind hem kleiner dan de grote, maar de kans om een middelste te spotten is zo klein, zeker in polderland, dat de wens de vader van de gedachte was, vermoed ik. De route voert vrij strak langs de spoorlijn, links van me kronkelt onzichtbaar de Eem. Het riviertje komt nog het dichtst bij in het gehucht Grote Melm, een vroegere los- en laadplek aan de Eem. Melm betekent droge aarde of doorwaadbare plaats. De Eem maakte hier een flinke bocht, die in 1980 werd afgesneden, waardoor een eilandje ontstond. In de Middeleeuwen zou hier kasteel Hamelenburg hebben gestaan. In elk geval gaf de bisschop van Utrecht in 1476 een privilege voor het lossen en laden van schepen. De Grote Melmweg verbindt de buurtschap nog steeds met Soest. Turf uit het Soesterveen werd naar de Grote Melm vervoerd en vandaar per schip over Eem en Zuiderzee naar Amsterdam. In de 18e eeuw kwamen hier en verderop bij de Kleine Melmweg kalkbranderijen en er was een pontje. Nu staan er nog een drietal voormalige boerderijen en een oude schapenschuur.
OLYMPUS DIGITAL CAMERA
Ruim 4 km loop ik evenwijdig aan het spoor om over de A.P.Hilhorstweg van de lijn af te wijken. De straat is genoemd naar een boer die met alleen lagere school het uiteindelijk schopte tot loco-burgemeester van Soest. Hij en zijn vrouw kwamen op 11 oktober 1967 door een verkeersongeval om het leven. De weg brengt me aan de rand van Amersfoort. Achter de weg over een sterk met bomen begroeid dijkje sla ik linksaf Amersfoort in, dat zich als eerste laat zien in een vers gebouwd ‘zigeunerkamp’. In een aftands hokje, omineus voorzien van het woord ‘kantoor’, zit een pubermeisje. Ik steek de provinciale weg Soest – Amersfoort over en loop 2 km over de Soesterweg. Bijna aan het eind links begraafplaats Soesterkwartier, waar geen nieuwe graven meer bij komen, aangelegd in 1885 en rijksmonument. Schuin er tegenover de Joodse begraafplaats, in 1873 in gebruik genomen , met circa 3.800 grafstenen. En met een monument voor 55 onbekende Joodse oorlogsslachtoffers uit kamp Amersfoort. De lichamen werden gevonden in een massagraf in het Sparrenbosch op de Leusderheide. Van 1 lichaam is de naam wel bekend, nl. van de Amsterdamse wethouder Salomon Rodrigues de Miranda. Je kunt de dodenakker bezoeken door aan te bellen bij het huisje aan de kop ervan. Schuifelend verschijnt een vriendelijke oude dame die me de sleutel van de houten poort van de begraafplaats reikt. Helemaal aan het eind – eigenlijk begin – van de Soesterweg stuit ik op een gedenktegel, gewijd aan Henri Smit, gefusilleerd in Arnhem, op 23 jarige leeftijd. Henri is de jongste zoon van een Amersfoortse seinwerker bij de N.S.. Henri woont nog thuis op nr.4 van de Soesterweg, maar logeert vaak bij zijn oudste broer in Arnhem. In de kelder van de Nijverheidsschool voor meisjes, waar Henri’s broer Joop naast woont, worden o.a. Engelse parachutisten door Joop en Henri verzorgd. In september 1944 bezetten de Duitsers de school. Op 19 september krijgen de broers Smit en een drietal anderen de opdracht om een gewonde Engelsman weg te brengen, maar eenmaal binnen in de remise van Van Gend en Loos worden de vijf tegen de muur gezet en gefusilleerd.
Ik kom bij Station Amersfoort, de route loopt naar voormalig kamp Amersfoort en dan weer terug naar de binnenstad. Echter het kamp is vanwege de corona niet open als museum. Ik besluit dit later apart te doen en tevens dan ook het Russisch Ereveld te bezoeken. Ik vervolg mijn weg door een deel van de binnenstad, langs Museum Flehite en door de Koppelpoort naar Station Schothorst.