Op een stralende 12 september in het corona-jaar 2020 wandelden Rob, Fieke, Anja en ondergetekende de laatste 20 km van het zuidelijk deel van het Pelgrimspad. Mijn auto geparkeerd achter het station van de Brabantse hoofdstad, meegereden met R. en F. naar Haaren, waar A. reeds stond op het parkeerterrein tegenover Herberg van Boxtel. Het Pelgrimspad is voor de wandelaar vooral een feest omdat zoveel mogelijk asfalt vermeden wordt. Ook de laatste etappe was dat het geval. Even liepen we over het fietspad langs een asfaltweg, maar al snel sloegen we linksaf en begaven we ons op een brede onverharde weg tussen weiden, omzoomd door bomen. Bij de afslag een herinnering aan een noodlottig ongeval van een marathonloopster op die plek. Toen ging mijn telefoon dat de parkeertijd in Den Bosch afgelopen was. Ik dacht dat ik daar de hele dag kon staan, maar dat bleek nu een grote vergissing. De paniek sloeg toe. Straks wordt de auto weggesleept en wat dan? Op een zaterdag en hoe kwamen we dan weer in Haaren? Enfin, wegslepen doet men in de ‘bollenstad’ niet , dus hooguit een fikse boete. Doorlopen maar, mijn paniek verdween . We liepen gestadig verder langs de Essche Stroom, tussen Haaren en Esch. Tot vijftig jaar geleden een riviertje van 12 km en Dieze geheten, nu gekanaliseerd en 7 km lang, met stuwen. Er wordt gewerkt om het weer te herstellen naar zijn oude slingerende toestand. We passeren boerderij De Ruiting en een Mariakapelletje We geraken in het Helvoirtse gehucht Overeind en langs een ‘vriend op de fiets’. Tot in Vught – zo’n vier km – lopen we door voornamelijk bosgebied.
Van Vught zien we niet veel meer dan de randbebouwing, we steken de N65 over, de drukke verbinding met Tilburg, daarna een spoorlijn over en daar ligt de IJzeren Man, een recreatieplas, resultaat van forse zandafgraving. De naam verwijst naar de stoombaggermolen, aangewend in 1890 om zand uit te graven voor de aanleg van station Den Bosch en de ophoging van het gebied daarom heen tot aan het centrum van de stad. Bij de aanleg van een spoorbrug bij Culemborg in 1868 deden mannen het werk nog. Toen kwam die stoommachine, de mannen gingen in staking, omdat ze hun baan en brood kwijt zagen raken en zij noemden de machine IJzeren Man, een scheldnaam dus. Bij Weert en Eindhoven vinden we die benaming ook. Ondanks de drukte konden we in het restaurant aan de plas even pauzeren en wat nuttigen. Het noordelijk deel van het Pelgrimspad loopt langs de IJzeren Man. Wij vervolgden onze tocht noordwaarts tussen de Vughtse Heide (militair oefenterrein) en Kamp Vught in.
De Vughtse Heide, een gebied van zo’n 75 hectare groot, deed tijdens de Tachtigjarige Oorlog al dienst als voorveld van het Spaanse fort Isabella. Koning Willem II kreeg het gebied in 1842 in handen en veranderde het in een legerplaats met de Vughtse Lunetten, een onderdeel van de zuidelijke verdedigingslinie van Den Bosch. Lunet is afgeleid van het Franse ‘luna’, maan. Lunetten zijn verdedigingswerken in de vorm van een halve maan, omringd door een fort. Na de afscheiding van de Zuidelijke Nederlanden in 1839 werd een inval door België gevreesd. In 1920 zijn de Lunetten formeel als verdedigingswerk opgeheven. Bij Lunet II – het Pelgrimspad loopt er langs – ligt de plek waar waar in 1944 vlak voor de ontruiming van Kamp Vught zeker 317 gevangenen zijn gefusilleerd. Kamp Vught werd in 1942 gebouwd ten westen van de lunetten.
We komen bij het afwateringskanaal Den Bosch – Drongelen en zien een ijsvogel wegschieten. We komen uit bij fort Isabella, rond 1618 aangelegd door de Spanjaarden en vernoemd naar de dochter van koning Philips II. Het fort is door Frederik Hendrik veroverd. Thans wordt er gegeten, gewoond en zijn er culturele evenementen en er is een monument voor omgekomen militairen die de fiets hadden als vervoermiddel.
Wij komen uit bij de Dommel, lopen er langs, met prachtig zicht op de stad. Bij de Vughterbrug maken we gebruik van de mogelijkheid om aan de groene kant van de Dommel de route te vervolgen. Een zelfbedieningspontje brengt ons naar de Bossche Broek. Maar voordat zo ver is, hebben we, dwz Fieke , 112 gebeld. Op een steiger aan de stadse kant ligt een man in het zwart roerloos er bij. Een rondvaartschipper roept ons toe om 112 te bellen, omdat volgens hem de man er zo al uren ligt. Na zachte aanraking hadden wij (lees:Fieke) al ontdekt dat de man niet dood was, maar toch. Na veel vijven en zessen komt de ambulance, gevolgd door politie. Deze pakken het wat minder angstvallig aan. Bij hun aanraking springt de man als een veer overeind en gaat er al vrij snel van door. Later zien we hem al weer met een collega stadszwerfster een biertje achterover slaan. Dwars door de binnenstad, langs de kathedraal, door straatjes vol druk bezette horeca komen we bij het station. Inderdaad mijn auto staat er nog en zelfs zonder boete! God is genadig en groot en zeker zijn Bossche dienaren. Met mijn lieve koekblikje gevieren naar Haaren, waar we als enige gasten – fel contrast met Den Bosch – liefderijk worden onthaald met voortreffelijk eten. En het weer laat toe dat het buiten kan.