Op 19 augustus in het corona-jaar 2020 begaf ik me naar de buurtschap Huinen, parkeerde de auto bij de buurtschool en begon aan een 15 km lange tocht over essen, langs akkerranden, over landgoederen, door weilanden en over eeuwenoude boerenerven.
Direct aan het begin kwam ik op een smal paadje tussen houtwal en weiland een boer op een fiets tegen. Ik moest de houtwal op. De vriendelijke ontmoeting leidde tot een vrij lang gesprek over het boerenbestaan, over de in mijn ogen verwoestende uitwerking van maisvelden, de boerenprotesten, Carola Schouten als minister en de toekomst van het boerenbedrijf, de alternatieven ervan. De lange vijftiger met echte boerenknuisten en een gezond blozend gezicht was geen radicale activist, maar vond wel dat ook de huidige minister de boeren in de steek liet. Qua verdiensten zijn ze niet veel opgeschoten, met honderd koeien nu verdienen ze net zo veel als met dertig vroeger. De lasten zijn hoog, er is een vracht aan administratie, waardoor loonbedrijven ingeschakeld moeten worden, de banken zijn de baas. mais is nodig als het meest goedkope en praktische krachtvoer en het saaie raaigras voor de noodzakelijke eiwit. Overschakelen op biologisch is niet eenvoudig en een zorgboerderij beginnen of camping lijkt wel leuk, maar helpt je niet uit de financiële zorgen, zeker als je onlangs voor heel veel geleend geld heb moeten investeren in een nieuwe schuur, zoals hij. De familie boert al 500 jaar op zelfde plek, maar wellicht is hij de laatste. Alleen zijn jongste zoon zegt ambitie te hebben hem op te volgen, maar het joch is nog maar elf, dus … En daar ging de openhartige Hervormde boer, wiens zuster nog directrice is geweest van Voor Anker, het Hervormde bejaardenhuis van mijn dorp.
Houtwallen zijn kenmerkend voor het landschap van Huinen. De keuterboeren van vroeger werkten met blokvormige kavels akkers en weiden, afgescheiden door houtwallen, ter bescherming tegen wild. Het hout werd gebruikt als gemakshout bij huis en haard. Ik kom over een oud kerkenpad te lopen, waarover de Huiners naar Putten liepen. Huinen heeft nu zelf een eigen kerk. Een PKN kerk, maar van orthodoxe signatuur (Ger. Bond). Vanaf 1929 kerkte men in een verenigingsgebouw naast de school, vanaf 1965 in de Zuiderkerk, die ik tegen het eind van mijn wandeling voorbij wandel.
Een man repareert een afzetting van een weiland vol mest. Ik vind het niet onaangenaam ruiken. We groeten elkaar en ik vraag hem van welk beest de mest afkomstig is. Van rosé kalveren zegt hij. En zo komt ons gesprek op de wereld van de kalverfokkerij. Kalverboeren, zoals zijn broer, voor wie hij de afzetting gerepareerd, zijn afhankelijk van de voederjongens, waarvan Van Drie de grootste is, die bijvoorbeeld de firma Boeve uit Uddel heeft overgenomen. Van Drie bepaalt, de boer betaalt. Het bewijs wordt direct geleverd: een enorme vrachtwagen van Van Drie komt over het smalle weggetje aanrijden. Van Drie is ook eigenaar van Struijk, de conservenfabrikant.
Mijn wandeling speelt zich af niet ver van de buurtschappen Halvinkhuizen en Krachtighuizen. Huinen zelf is eeuwenoud. Er zijn graven gevonden uit de 8e en 9e eeuw. De naam is afgeleid van hun(e), veelkleurig, bruin.
Mijn wandeling eindigt op het erf van de boer die ik sprak, Van de Kamp geheten, naar de boerderij. Al 500 jaar staat er een boerderij met die naam en een boert er een familie met dezelfde naam.