BWV 36 – Schwingt freudig euch empor

De versie van deze tweedelige cantate die we hieronder laten horen en die onder nummer 36 is overgeleverd werd uitgevoerd op 2 december 1731, de eerste zondag van Advent. Bach componeert al geen hele jaargangen meer, maar put uit eigen werk. De cantate van 1731 kent een lange voorgeschiedenis. Het openingskoor en de aria’s gaan terug naar een wereldlijke cantate met dezelfde titel (BWV36c), die Bach in het voorjaar van 1725 voor de verjaardag van een leraar heeft gecomponeerd en uitgevoerd. De muziek er van gebruikt hij voor een cantate ter ere van de verjaardag van vorstin Charlotte Friederike Wilhelmina zu Anhalt (30 nov.1726) onder de titel ‘Steigt freudig in die Luft’ (BWV 36a) en voor de verjaardag van een lid van de Leipziger juristen-familie Ricinus met het begin ‘Die Freude reget sich’ (BWV 36b). Maar hij zet het ook om in een kerkelijke cantate voor 1e advent, die in 1726 voor het eerst wordt uitgevoerd en daarna nog een aantal keren te horen is geweest. Wereldlijke teksten werden daarbij geestelijk herdicht. Blijkbaar was Bach niet tevreden over deze bewerking en heeft hem drastisch omgevormd. Openingskoor en en aria’s bleven gelijk op talrijke details na. In de plaats van recitatieven kwamen koralen, genomen uit het Adventslied van die tijd, Luthers ‘Nun komm, der Heiden Heiland’. Er kwamen twee delen, waarvan het oorspronkelijk slotkoraal de afsluiting wordt van deel 1, dwz muzikaal gezien. In de eerste versie was dat de 7e en laatste strofe van ‘Wie schön leuchtet der Morgenstern’ van Philipp Nicolai, voor het slotkoraal van deel 1 neemt Bach de 6e strofe van dat lied. Het slotkoraal van de hele cantate wordt nu de slotstrofe van het al genoemde Lutherlied. En zo schept Bach een uniek werk binnen z’n cantate-oeuvre, een synthese van een ‘moderne’ vorm en van de ‘oude’ koraalcantate. Cantate 140 komt hierbij in de buurt, typerend genoeg een week eerder opgevoerd. 

Het openingskoor verloochent z’n wereldlijke herkomst niet, maar past goed bij de evangelielezing van de zondag: de intocht van Jezus in Jeruzalem. 

. KOOR
Schwingt freudig euch empor
zu den erhabnen Sternen,
Ihr Zungen, die ihr itzt in Zion fröhlich seid!
Doch haltet ein!
Der Schall darf sich nicht weit entfernen,
Es naht sich selbst zu euch der Herr der Herrlichkeit.

De tekst kent twee delen. Eerst worden we opgeroepen vrolijk zingend een zwaaivlucht te nemen tot aan de sterren, maar dan word ons een halt toegeroepen: zo heel ver hoeft ook niet, want de Heer zelf komt naar ons toe!  De strijkers zetten in triolen in met een zwiep, de twee hobo’s spelen melodisch, maar kennen ook zo’n zwiepje na eerste een dalende reeks: een muzikale Epke Zonderland aan de rekstok. De zangstemmen zetten ook in met een lijn omhoog. Bij ‘halte en’ zwijgen de instrumenten en klinkt het koor strikt homofoon.

2. KORAAL (S, A)
Nun komm, der Heiden Heiland,
Der Jungfrauen Kind erkannt,
Des sich wundert alle Welt,
Gott solch Geburt ihm bestellt.

Nu volgt het eerste vers van Luthers bekende adventslied, een bewerking van de voor-reformatorische hymne ‘Veni, redemptor gentium’. Bach maakt er een koraalduet voor alt en sopraan van, ondersteund door een hobo, terwijl de melodie ook al driemaal te horen is in het voorspel van het continuo. Een voor een worden de regels door de twee vocalisten afgewerkt in moetjes die steeds langer worden: van 6 naar 10, 11 en tenslotte 15 maten. Er tussen door herhaalt het continuo zijn versie van de eerste regel en houdt zo het geheel bij elkaar.

3. ARIA (T)
Die Liebe zieht mit sanften Schritten
Sein Treugeliebtes allgemach.
Gleichwie es eine Braut entzücket,
Wenn sie den Bräutigam erblicket,
So folgt ein Herz auch Jesu nach.

Christus doet zijn intocht niet als een koning, maar als bruidegom. Dat geeft z’n intocht een ander karakter en zet het in de sfeer van de liefde. En daarbij hoort de hobo d’ amore (liefdeshobo). Maar die intocht is geen overval, maar gaat behoedzaam, met zachte stappen en daarbij past de ingetogen dansvorm van de passepied in een mineur toonsoort.. Op ‘allgemach’ ( gaandeweg) zingt de tenor ook een coloratuur om dat behoedzame te onderstrepen.

4. KORAAL
Zwingt die Saiten in Cythara
Und laßt die süße Musica
Ganz freudenreich erschallen,
Daß ich möge mit Jesulein,
Dem wunderschönen Bräutgam mein,
In steter Liebe wallen!
Singet, Springet,
Jubilieret, triumphieret,
dankt dem Herren!
Groß ist der König der Ehren.

Voor de preek klinkt de 6e strofe van ‘Wie schön leuchtet der Morgenstern’ van Philip Nicolai, dat hij samen met ‘ Wachet af, ruft uns die Stimme’ schreef in 1599, “terwijl Nicolaï dagelijks tientallen aan de pest overleden parochianen moest begraven”. (Van de Hengel)

5. ARIA (B)
Willkommen, werter Schatz!
Die Lieb und Glaube machet Platz
Vor dich in meinem Herzen rein,
Zieh bei mir ein!

Het tweede deel – na de preek en tijdens de communie – begint met een aria voor bas en strijkers, is duidelijk een reactie op de intocht van de bruidegom. Hij wordt hartelijk welkom geheten. De eerste violen spelen inderdaad de eerste viool: levendig en lichtvoetig. Het openzetten van de deur van het hart vindt Bach zo belangrijk dat de gehele tekst uitvoeriger wordt herhaald, waarbij het intrekken – ziehen – te horen disbij de tweede en de altviolen in lang aangehouden noten.

6. KORAAL (T)
Der du bist dem Vater gleich,
Führ hinaus den Sieg im Fleisch,
Daß dein ewig Gotts Gewalt
In uns das krank Fleisch enthalt.

het zesde couplet van Luthers lied is belijdenis die uitloopt in een gebed. De toonsoort b klein geeft het een ernstig karakter. De tenor zingt de melodie in lange noten, begeleid twee hobo’s d’amore, die zeer levendig de zege over het ‘vlees’ verklanken. Met het continuo vormen ze een trio. Alles heeft het gewicht van een theologisch statement.

7. ARIA (S)
Auch mit gedämpften, schwachen Stimmen
Wird Gottes Majestät verehrt.
Denn schallet nur der Geist darbei,
So ist ihm solches ein Geschrei,
Das er im Himmel selber hört.

“Ik heb een heel groot zwak voor de verrukkelijke, swingende sopraan-aria in twaalfachtste maat”, aldus Maarten ‘t Hart. En ik zeg het hem van harte na. Een muzikaal hoogtepunt, waarbij een soloviool met demper speelt, overeenkomstig de tekst (regel 1). Ook met zwakke, gedempte stem kan Gods majesteit vertolkt worden, met de Geest er bij klinkt dat door tot in de hemel. Het woord ‘schallet’ van regel 3 krijgt echo-effecten mee.

8. KORAAL
Lob sei Gott, dem Vater, ton,
Lob sei Gott, sein’m eingen Sohn,
Lob sei Gott, dem Heilgen Geist,
Immer und in Ewigkeit!