Category Archives: Dagdagelijks

Rutte

Hij rijdt een oude Saab; als mobieltje heeft hij een oude Nokia; elke zaterdag koopt hij sigaretten voor zijn moeder; hij noemt zich hervormd en gaat ook wel eens ter kerke; hij speelt piano; hij is vrijgezel en wellicht homo of bi of misschien wel a-sexueel; hij is bevriend met Gordon en afgelopen weekend is hij naar de Amsterdam Arena gegaan voor een concert van de Toppers. Met een groep vrienden. In BN/De Stem zie ik een foto, waar hij – net als zijn vriend Jort Kelder – bretels over zijn witte overhemd draagt ( niet om zijn broek mee op te houden, dat hoeft hij niet ,letterlijk en figuurlijk) en naast hem staat Halbe Zijlstra in een nichterig hemd vol schreeuwerige kleuren. Naast Halbe – duivensportliefhebber – staat Jack van Gelder, met een glas in zijn hand. Rutte staat duidelijk te swingen. Wil ik dit allemaal weten en ook nog lezen? De vraag stellen is hem beantwoorden. Nee, dus. Van Balkenende wisten we ook al te veel. Heeft het de politiek dichterbij de burger gebracht? Volgens mij niet. Als dat ook wel moet. Ik wil Rutte c.s. beoordelen op hun daden als politicus. En zou willen dat ze op dat punt open zijn, waar nodig en mogelijk. Juist van politici van de VVD, die vindt dat kerk, geloof, religie een privé-aangelegenheid is, voor achter de voordeur, mag ik juist verwachten dat zij zelf hun  privéleven zoveel mogelijk verborgen houden. En ik hoop dat kranten en tijdschriften ook eens ophouden met al die interviews over liefdesleven, vrije tijdsbestedingen en inkijkjes in keukens en slaapvertrekken. Interviews over visie, beleid, aanpak: ja, graag. Of is het ook de makke dat veel politici bij gebrek aan inhoud  weinig te vertellen hebben?

Eigen schuld …

Een dreun van jewelste, een stomp in de maag, een ‘uppercut’. De meest vernederende 1-1 die ik heb meegemaakt. Op de meest zonnige dag van welke lente ook werd alles in Doetinchem inktzwart  voor allen, verknocht aan het rood-wit van Ajax. In elk geval zo donker als het nieuwe uit-shirt van Ajax, waarin – hoe voorzeggend – op de laatste competitiedag gespeeld werd. De kampioensschaal voor de neus wegreist door een doelpunt van een speler die nog nooit had gescoord en uitgerekend ook nog Ajax-fan zei te zijn. Nu de kruitdampen enigszins zijn opgetrokken, de ergste misselijkheid weg is en hoofd en hart minder verdoofd, kan ik niet anders concluderen dat het geen noodlot was, een bizar fatum, maar een kwestie van eigen schuld, dikke bult. Terwijl vrijwel iedereen dacht – ik ook – dat De Graafschap niet voluit zou gaan met het oog op de door hen te spelen nacompetitie, was het precies andersom. Ajax ging niet voluit: dat was me van de 1e minuut duidelijk. Die dachten het varkentje met gemak te zullen wassen. Het stoere gepraat vooraf bleek weer eens niet uit de daad. Er waren slechts een paar spelers die opperste wilskracht toonden.  Er was maar één speler die klasse toonde: Younes. En in het begin Cerny, die al vroeg een doodschop moest incasseren, waar tegen de vaker lankmoedig fluitende Kuipers niets deed. Cerny zakte daarna terug, miste wellicht daarom ook de 0-2.  Er waren verder nog wat kansen, maar het hield niet over en het was over, toen de 1-1 viel. Daarna was het diepe armoede wat Ajax liet zien. Die ook de staf trof, want van de wissels begreep ik niets. Klaassen, die echt niets goed deed, mocht doorploeteren en waar je juist nu een ervaren kracht als Schöne zou verwachten, werd de wankelmoedige El Ghazi ingezet. Jongens met body en bravoure  - Tete en Bazoer – bleven op de bank. En zo eindigde een seizoen met totaal lege handen. Misschien dat met een evenwichtiger spelersbeleid en een nieuwe trainer, voor wie balbezit niet heilig is en niet traint op breivoetbal toch nog Champions League gehaald kan worden. Maar ik durf er m’n geld niet op in te zetten.

Een zonnige dag

Lentezon! ‘Spring is in the air’. Het gebed-achtige lied uit Haydns Jahreszeiten ‘Komm, holder Lenz’, eindelijk verhoord. ( ik had ooit een stormachtige korte verhouding met Matthias Lenz, Duitse domineeszoon) En een kampioenschap die gloort! Zo reden we gisteren klokslag twaalf uur naar de Amsterdam Arena. Het voorgevoel was goed.Dat wil zeggen dat Ajax wel van Twenthe zou winnen, maar hooguit met 2-0 en dat verder gehoopt moest worden dat Cambuur niet met een monsterscore werd afgedroogd.  Die hoop was dus tevens een vrees. Enfin, de reis verliep zonnig voorspoedig en precies om twee uur zaten we op de tribune en bekeken de warming up, met een broodje en puntzak uitmuntende friet. Een nerveuze eerste helft, met hachelijke momenten voor het doel van Cilissen, maar ook met masker is hij de beste keeper van ons land. Maar dan  is daar Joël Veltman, op de rechtsbackplaats uitgegroeid tot een geweldige verdediger. Hij ontfutselt met groot doorzettingsvermogen de bal aan Cabral, geeft een pass op maat aan de wegspringende Cerny en deze 18 jarige Tsech gaat recht op het doel af, maakt met een subtiele beweging een verdediger onschadelijk en bekroont zijn debuut als basisspeler met een voortreffelijk doelpunt. In de tweede helft nog eens een paar hachelijke momenten voor ons doel; Cilissen die majestueus een vlammend schot van Ziech over de lat tikt. Alle Ajax-supporters hoor je bijkans zochten naar een bevrijdende tweede goal. Dankzij een die middag heerlijk swingende Younes komt die er: een zeer bekeken trap en Van de Hoorn slaat met het hoofd binnen. Het ontroert me: zowat verguisd, zoveel neergezet als een miskoop, maar al weken laat hij zien hoe goed hij eigenlijk verdedigen kan en dus ook beslissend. Want de ban is gebroken. Het wordt nog zonniger: Younes passt op Fischer. Die is eindelijk niet eens te wild, maar plaatst hard binnen. Younes zelf krult nog eens vlijmscherp de bal tegen de touwen. Vier-nul! We lachen, we juichen, tienduizenden gezichten stralen zon. Zeker als PSV wel heeft uitgehaald, maar ook heeft moeten incasseren en dus het onderling verschil in  doelsaldo gelijk is gebleven. De zon schijnt nog immer stralend als we huiswaarts keren. Volgende week regent het misschien. Maar hopelijk ook doelpunten voor ons rood-wit en desnoods ook voor het blauw-wit van PEC Zwolle. Natuurlijk de bal is rond en haal alle cliché’s maar uit de kast, de spanning zal groot zijn, maar toch.. de lente lijkt echt begonnen, een mooie zomer voor mijn club lonkt sterk.

Bosch en Mandarijneend

Met vriend S. naar de Jeroen Bosch-tentoonstelling. De kaarten waren een persoonlijk cadeautje van onze burgemeester, die vier kaarten van de provincie mocht weggeven. Ja, het was druk, maar niet zo druk als destijds met De late Rembrandt. Te druk eigenlijk wel om  alles goed en detail te bekijken. En dat is toch bij een schilder als Bosch van belang. Toch hebben we wel veel zorgvuldig kunnen bekijken. Vooral dankzij de door S. voorgestelde strategie: aan het eind van de tentoonstelling beginnen. Zijn argument: de mensen zijn dan al grotendeels verzadigd en vermoeider en gaan dan vluchtiger kijken. Dat bleek prima te werken. De tentoonstellingsruimten waren zelf schaars verlicht, wat het lezen van het tekstboekje niet altijd gemakkelijk maakte. Waarom deze aanpak, vroegen we ons af? Wellicht om het duistere van Bosch’ beeld van de Nederlandse  Late Middeleeuwen te benadrukken? Verplettert het werk van Bosch? Soms. Ontroert het? Ook soms. Verpletterend zijn de grote stukken, met die vele vaak bizarre details, met soms Star-Wars-achtige figuren of tafereeltjes, soms robots avant la lettre. Verbijsterend is een beter woord, fascinerend zeker en humoristisch bij tijd en wijle. Ontroerend : Johannes op Patmos en het Christuskind met een soort rollator en een windmolentje in zijn hand. Als kind was Jezus al een gemankeerde: aankondiging van zijn weg naar de veroordeling als gekruisigde. Het meest ontroerende misschien wel een detail in grijstinten op de achterkant van een paneel: een Christus met doornenkroon en daar achter neerhangend een heiligenaureool in de vorm van een omgekeerd soepbord. Christus is heilig als gekruisigde en dus geen Super Star, Zorro, geen ‘Arie Boomsma’ met sportschoollijf vol zelf gekozen gegraveerde boodschappen. De boodschap van Christus is die van een dodelijk verwonde en juist zo Redder der wereld, van gewonde mensen.Een heel geestig schilderij is die van de vrek op zijn sterfbed. Om de hoek van de deur verschijnt Magere Hein, een in een spookkleed gehuld geraamte met grijnzende schedel. Onder een gordijn vandaan duikt de duivel op met een enorme geldbuidel in de hand, terwijl een glas-in-loodraam de gekruisigde Christus toont: voor wie kiest de vrek in het aanschijn van de dood? Aan de voet van zijn doodsbed zien we de vrek bij zijn met een dolk opengehouden schatkist, met wiens inhoud hij Magere Hein wil omkopen om nog even weg te blijven. Onder de schatkist kruipen Bosch’ eigen varianten van prehistorische dieren als gedrochten.  Wat me verder steeds aanspreekt zijn die natuurlijke sprekende kleuren van voor de uitvinding van chemisch samen te stellen tinten. Al met al : een feest om er te mogen zijn. Die werd mooi afgerond toen we vanuit het huis van de ouders van S. in de berm een mandarijneend zagen lopen. Een van oorsprong Aziatische vogel, die in ons land nu ook als broedvogel te vinden is, met een kleurenpracht die aan de schilderijen van Bosch doen denken.

imagesmandarijneend

 

Jesse Klaver

Gisteravond met soulmate B. voor de laatste keer dit seizoen naar de Grote Kerk in Naarden voor een uitvoering van drie Bach-cantates o.l.v. Sigiswald Kujken. Ondanks dat ik ‘Vriend ban van de Ned. Bachvereniging’ en daarnaast behoorlijk voor de kaartjes betaald had zaten we beroerd: teveel terzijde. Zo was het eigenlijk ook wat de uitvoering betreft. Voortreffelijk ensemble, prima dirigent en het was ook verantwoord mooi, maar daar zat hem ook de kneep: verantwoord, maar het spetterde niet, het raakte niet echt, het bleef terzijde. Maar ik zou het over Jesse Klaver hebben. Vanmorgen aan het ontbijt BN/De Stem opengeslagen en ziedaar een groot interview met hem rond een immense foto. Helaas: papierverspilling dit interview. Er staat niets belangwekkends in. teneur: wij kunnen de toekomst aan, we kunnen groot worden (Groen Links heeft 4 zetels, maar staat in peilingen op 16). De Roosendaalse variant (Klaver komt uit Roosendaal) van ‘Yes, we can’.  Meer is het niet. Natuurlijk vallen de woorden ‘duurzaamheid’,’ gelijke kansen in onderwijs’ etc, maar zonder nadere invulling hoe dat te doen. Vragen daarnaar worden losjes weggeschoven. Op de vraag waarom de krachten op links niet bundelen en streven naar één partij, hetzelfde antwoord als we altijd van andere linkse partijen horen: niet nodig, als we maar samenwerken. En vervolgens ook zeggen dat samenwerking met andere partijen dan de PVV niet wordt uitgesloten. Niet beseffend dat je daarmee je triomfantelijke ‘yes, we can’ al bijvoorbaat danig afzwakt tot hooguit ‘we zullen zien hoever we komen’. ‘Leidt u niet aan grootheidswaanzin”?, vraagt de verslaggever. Nou dat wordt gerelativeerd zodra hij thuis komt en zijn jongste kind in de armen heeft, die hem dan onder spuugt. Mag ik bij dit antwoord even overgeven? Het probleem is volgens mij, dat Klaver die het inderdaad ver geschopt heeft, die lijn doortrekt en het zelf nu nog verder wil schoppen: ‘Groen Links c’est moi’!  Het gaat om hem en daar mee moet de partij ten dienste staan in plaats van omgekeerd. Het is gewoon ‘oude politiek’ en levert bij mij althans een reactie van ‘gaap, gaap’ op en ‘slaap kindje, slaap’!

Veldleeuwerik en brilduiker

Het stralende weer nodigde uit tot een wandeling naar de vogelkijkhut aan de rand van het Markiezaatsmeer. Samen met vriendin A. en gewapend met verrekijker vanaf parkeerplaats bij de Kraaienberg voor een groep leerlingen van het Juvenaat uit Bergen op Zoom o.l.v. van gemeentelid en natuurkenner als vrijwilliger in dienst van Het Brabants Landschap uit door een drassig weiland en langs bosschages naar die prachtige plek aan het water. de wilde paarden graasden op afstand, een groep kauwen lawaaiden rond een boom met holtes voor hun nesten, grauwe ganzen troepten bijeen. Op het pad naar de hut een paar fitissen, goed te zien en te horen ,alsmede een matkop. Rond de kijkhut en ook erin weggegooid vuil. Later vertelde Leo, dat ze al vuilniszakken vol hadden opgeruimd: overblijfselen van een illegaal feestje in de hut de afgelopen nacht, een ruig feest ook, gezien de vele condooms die gevonden zijn. vanuit de hut zagen we honderden meters verder tegen een eiland in het meer niet alleen ettelijke zwanen, maar ook lepelaars. Er moeten er al weer honderd zijn neergestreken. Een broedende meerkoet in het riet vlak voor de hut; een paartje grauwe gans met vijf jonkies zwemmen voorbij.  Een paar krakeenden rusten in het hoge gras van een landtong. Hoog in de lucht, alleen met kijker zichtbaar: een veldleeuwerik. Op de terugweg in een kreek, overblijfsel van de oeroude Schelde-loop duizenden kikkervisjes. En dan in een plas, ontstaan door de vele regen van de afgelopen tijd: een paartje brilduikers. Die vriendin Annelies trefzeker vangt met haar camera. geen zeearend, geen ijsvogel, geen groene specht dit keer, maar het was prachtig, rustgevend en tilde me weer even uit de dagelijkse en voortdurende beslommeringen van mijn soms tijd- en vaak energievretend ambt.

P1030351 (1)P1030353

Sinkgraven

Singraven wie?, vraagt U. Sinkgraven is een kleine jonge voetballer, met een blond opgeschoren koppie en daarin ree-bruine ogen en hij kon aardig pingelen, zo aardig dat Ajax hem overnam van Heerenveen. Maar Sinkgraven blijft een jochie en doet meer denken aan een jongen uit de brugklas dan aan een volwassen voetballer. Pingen ja, oh ja, leuke vaardige voetjes, maar je duwt hem zo om ver, niet alleen lijfelijk maar ook mentaal. En uitgerekend deze vleesgeworden kwetsbaarheid meende Frank de Boer te moeten opstellen tegen een Atletico-achtige vechtmachine die FC Utrecht dit seizoen is. Toen ik las dat Sinkgraven en Fischer in de wedstrijd Sparta – Jong Ajex er met de pet naar hadden gegooid en Fischer daarvoor gestraft werd en verbannen naar de tribune, maar Sinkgraven juist in de basis stond, begreep ik er helemaal niets meer van. Ik zag Fischer zitten in zijn zwarte pak met zwarte stropdas. Een rouwkostuum, die helaas denk ik die functie gaat krijgen. want hoe denkt Ajax nog kampioen te worden. ‘de lastigste wedstrijd hebben we gehad’ ,zegt Veltman. Ja, maar niet gewonnen. Met dank aan de Boer die met Sinkgraven en met ook nog zo’n onvolgroeide jongen El Ghazi dacht het Atletico van de Domstad te kunnen verslaan, op een manier die hij ook in de uitwedstrijd al probeerde. hoe zit het ook al weer met de ezel en de steen? Juist ja. Zo gaat het worden: PSV met 2 thuiswedstrijden voor de boeg  schiet de achterstand van zes doelpunten lustig weg en Ajax moet blij zijn de 2 uitwedstrijden en de ene thuiswedstrijd (tegen Twente) over de goede streep te trekken. Ik geloof er niet in. Singraven zelf kan er niks aan doen, de Boer des te meer, die een oude voetbalwet – never change a winning team – aan zijn geblesseerde laars meende te moeten lappen.

Borst, Derksen en de Marokkanen

Hugo Borst schrijft een column over de verstoorde relatie van Frank de Boer met Anwar El Ghazi en refereert dan ook aan de botsing en conflict met El Hamdoui, jaren eerder. Een column moet niet in anekdotiek blijven steken, dus werpt Borst het maar eens op tafel: Marokkanen als lastpakken, in elk geval in het voetbal, bij clubs. Een toegeworpen kluif, waar vervolgens Johan Derksen wel raad mee weet. Hij maakt er één grote kam van, waarover heen gescheerd kan worden. Waar Marokkanen de meerderheid bij voetbalclubs gaan vormen gaan die clubs te gronde. Toe maar! Het past helemaal bij Derksen, die graag knuppels in hoenderhokken gooit, provoceert en intussen het woord ‘respect’ voortdurend in de mond neemt. De talkshows van Pauw en Van Nieuwkerk zijn uitstekende fora voor het aanstoken van vuurtjes. Echt Vara! Bij Van Nieuwkerk komt Borst met een emmer water: Derksen is getraumatiseerd door slechte ervaringen toen hij in Gouda woonde, Derksen overdrijft etc. Hij vergeet echter een emmer water over zich zelf te gooien. Hij was het zelf die het eerste houtblok aanstak. Want is het wel waar dat er frictie bestaat tussen de Boer en Anwar El Ghazi? de laatste ontkent dat in alle toonaarden. Misschien gelooft Borst hem niet. Waarom niet? Omdat Marokkanen goede jokkebrokken zijn? Of omdat hij een eigen goede verhouding heeft met de jongen, voormalig product van Sparta, waar Borst kind aan huis is?  Dat zou ik dan wel willen weten? En als er dan toch sprake is van frictie en dat de Boer en Anwar een rookgordijn optrekken om het naderende kampioenschap niet in gevaar te brengen, komt die frictie dan voort uit het feit dat Anwar Marokkaan is of omdat hij van nature lastig is en zich moeilijk kan neerleggen bij een bijrol? En was dat met El Hamdaoui ook niet het geval? Of was dat ook een typisch voorbeeld van Marokkaans gedrag?  Er hoeft niet ontkend te worden dat er veel Marokkaanse jongens zijn die zich als rotzakken gedragen, maar ook die twee? Er zijn namelijk er genoeg die dat niet zijn. En dus ook voorbeelden van clubs, waar een grote meerderheid niet voor problemen zorgt. Dat is wellicht de winst van het balletje dat Borst liet rollen. Minster Schippers moest ook een duit in het zakje doen. Was dat om de PVV al vast wind uit de zeilen te nemen? Hoe dichterbij de verkiezingen hoe meer de VVD tegen Wilders aan gaat schuren, zonder te beseffen dat je van dat schuren slijten gaat. Ik feliciteer Hugo overigens van harte met het kampioenschap van zijn Sparta. Sparta terug op het hoogste niveau is goed nieuws. Zo’n eerbiedwaardig oude club, rijk aan traditie en met een mooi stadion hoort er ook. Een club met wellicht het mooiste clublied van ons land. Wellicht kunnen ze zich handhaven met behulp van Marokkaanse juweeltjes uit eigen geleding. En als ze dan echt goed zijn, neemt Ajax (De Boer) ze graag over!

Zon en regen, leven en dood

Vandaag, zondag 10 april, begint feestelijk. Een lentezon zet mijn straat, mijn dorp, het land waarin ik vrij leven mag in een warme gloed. Een duif koert melancholie naar boven, de kleine zangvogels laten zich luisterrijk horen. Het is bladstil, het is vredig. Gelukkig weinig storend autogeluid op deze vroege ochtend. Gisteren heeft mijn Poolse hulp het huis weer spic en span gekuist. Ik ben weer klaar voor weken van noeste arbeid tot aan Pinksteren. Achter mij een ruime week van uithuizigheid. Op vrijdag 1 april startte ik de motor voor een reisje naar Doesburg, naar goede vriend en collega B. Ook toen stralend lenteweer. In zijn open Saab een tochtje naar Bronkhorst, waar midden in het kleinste stadje van ons land  uilen schuilen in het lover van een stadstuinboom. We troffen er één: een forse ransuil. Een verfrissend biertje op een terras, een wandelingetje, , een bezoekje aan een bevriend mannenstel van B, dat een sjiek antiquariaat op de been houdt, maar van wie er één met een zeer ernstige hersenziekte al maanden vecht voor overleven in een Tilburgs ziekenhuis. ‘s Avonds heerlijk gegeten in een intiem Italiaans restaurant van de mosterdstad. De volgende dag blijft de door de KNMI beloofde zon uit; een grijs wolkendek is het dak waaronder ik mijn weg zoek naar Huizen. Ik vermijd snelwegen en slinger over de Veluwe naar het Uddelermeer. Jaren geleden kocht ik daar in een winkeltje naast het restaurant een verzilverd kettinkje, waaraan je een servet kunt klemmen, buitengewoon handig voor een gulzig eter als ik. Maar het kettinkje brak en nergens kon ik in mijn buurt zo’n kettinkje vinden. In Hoenderloo maakte ik een tussenstipje voor het witte kerkje op de heuvel, in de 19e eeuw gesticht door Otto Heldring om de arme bevolking die nog in plaggenhutten woonden, te helpen zich boven de grauwheid van het bestaan uit te vechten en waar hij in 1851 de mede-initiatiefnemer werd van een inrichting voor kansarme, verwaarloosde jongens, de voorloper van de huidige Hoenderloo Groep, een waarin zo’n 300 jongeren met (gedrags)problemen tijdelijk onderdak kunnen vinden. Hoenderloo is ook het dorp waar A. den Doolaard en Evert Jan Harmsen, de man van de Boerenpartij overleden en waar Bé Ruys, de 1e vrouwelijke hervormde predikant en omstreden theologe in Berlijn, waar ze in 2014 overleed in 1917 geboren werd. Het kerkje was open, omdat een van oorsprong Friese vrouw de kerkbloemen aan het verversen was.

IMG_1292 (1)  IMG_1293

Ervoor maakte ik overigens al een tussenstop bij De Woeste Hoeve, waar op 8 maart 1945 117 mannen door de Duitse bezetter werden gefusilleerd als represaille voor de ‘aanslag’ op Rauter, hoofd van de SS in ons land. Schuin tegenover de de eeuwenoude pleisterplaats, waar je je nog immer aan spijzen en dranken laven kan, een monument opgericht, al in juli 1945 in de vorm van een houten kruis. Dat klein en sober gehouden monument werd gaandeweg vergroot tot wat het nu is, met alle namen van de slachtoffers en een jaarlijkse herdenking op 8 maart. In het voetpad naar het monument een tekst van Dietrich Bonhoeffer.

als je van iemand houdt
en je bent van diegene gescheiden
kan niets de leegte vullen
je moet dat niet proberen

je moet eenvoudig aanvaarden en volharden
dat klinkt erg hard
maar het is ook een grote troost
want zolang de leegte werkelijk leeg blijft
blijf je daardoor met elkaar verbonden

oudemonument 1948  IMG_1286 2016

IMG_1289   IMG_1291

Op het middaguur arriveer ik bij het Uddelermeer. Het winkeltje is open. Het is overvol met kleding, sjaals, souvenirs, geschenkartikelen en noem maar op. Drie dames, waarvan twee staan rond een oudere dame in rolstoel. Een van de dames kijkt me aan en zegt: ‘Jij bent Klaas Vos’. Verbazing en verbijstering. Ze blijkt de vrouw van collega Zoutendijk, met wie ik in mijn studietijd op het dispuut Voetius zat en thans predikant van de Utrechtse Jacobikerk, waar ik vicariaat deed destijds. De vrouw in de rolstoel is zijn moeder, de andere dame zijn zus. Ze doen een weekend Garderen. Behalve de dames valt mijn oog al snel op het begeerde kettinkje. Ik koop er direct twee, plus een doos verzilverde dessertlepels als cadeau voor mijn broer Cees die met vrouw Gerda vanavond zijn veertigjarig huwelijk viert. In het restaurant tref ik Andries, hard werkend achter een laptop voor een preek die hij morgen moet houden in zijn oude standplaats Groningen. Herinneringen worden hartelijk opgehaald en daarna laat ik me buiten op het terras verwennen met mijn favoriete spek-kaaspannenkoek. Aan het eind van de middag zet ik mijn auto voor de deur van broer Erik en vrouw Erna, waar ik zal logeren. Na het eten op de fiets naar Blaricum, waar in het oude parochiehuis van de St.Vituskerk het feest gehouden wordt. Het is leuker dan ik dacht. Goede gesprekken, heerlijke wijn, lekkere hapjes, uitbundig gedanst. Diep in de nacht weer voor een kilometer of vier naar het huis van E. en E. gepeddeld. De andere dag met stralend weer naar Friesland, Langwee, voor een vijftal dagen verblijf bij goede vrienden, die een schitterend verbouwde bungalow bewonen direct aan de Langweerder Wielen. De wedstrijd Ajax- PEC sla ik over. Het begint pas om kwart voor vijf en dus te laat naar mijn zin in Langweer en de immense Cruijff-herdenking staat me ook tegen: ik heb genoeg van de verering als van een heilige. De komende dagen slaat het weer om naar kou en regen, maar wat wel heerlijk is voor rusten, bijslapen en lezen. Tijd genoeg om De geschiedenis van de Joden, deel 1, van Simon Schama te savoureren. Maar dan slaat het nieuws van de zelfdoding van Wim Brands in als een bom. Ik heb Wim goed leren kennen als collega bij de VPRO. Een knappe man, bruisend van energie, veelvraat wat lezen betreft, goed programmamaker, maar ook iemand met aperte meningen en een zekere botheid tegenover collega’s of mensen die voor hem werkten. Al eerder kende hij depressies die hem voor langere tijd thuis hielden. Nu was hij wederom in een diepe put gevallen zo bleek, zo zonder uitzicht en uitkomst, dat hem slechts een dodelijke vlucht naar voren restte. Zoveel gezag, aanzien en allure in literair Nederland, maar het zegt niets over je eigenlijke welbevinden, zo blijkt maar weer. Een hel van een jeugd gehad, zo had hij mij wel eens verteld, als hij vanuit Hilversum met me mee reed naar Amsterdam. Maar hij sprak er vrij luchtig over. Dat zijn vader ook een eind aan zijn leven maakte, vernam ik nu pas. Het raadsel mens. Wat moet hij hebben geleden en wat lijden zijn vrouw en kinderen nu. Over de dood gesproken: mijn vrienden in Langweer hebben een artikel voor me bewaard uit de Leeuwarder Courant over Tom Mercuur. Tom Mercuur was de kunstpaus van Friesland en overleed op 20 januari van dit jaar. Via mijn vrienden heb ik hem leren kennen. Hij verkocht aan en kocht bij hem kunst. Ik maakte voor de VPRO een documentair portret van hem aan de vooravond van zijn ultieme droom: een nieuw museum, naar zijn idee en met werk dat hem aansprak. Eve buiten Heerenveen staat het er: Museum Belvedère, eind 2004 door koningin Beatrix geopend. Thom werd in 1940 in Boijl geboren, waar zijn vader veeboer was, maar vanwege allergie moest stoppen en toen een slijterij begon in Heerenveen; zijn moeder begon later een antiekzaak. Thom kocht op zijn veertiende voor 75 cent op een veiling zijn eerste kunstwerk,een litho. Het begin van uitgebreide verzameling van moderne en hedendaagse kunst, vooral van Friese landschapsschilders. Daarnaast verzamelde hij etnografica en houten lokvogels. Hij bracht zijn verzameling uiteindelijk onder in het Tripgemaal, in de buurt van Gersloot, in het natuurgebied De Deelen. Thom raakte bevriend met Jopie Huisman, met wie hij op het Tjeukemeer paling ging vissen. Hij kwam al vroeg in contact met Boele Bregman en andere kunstenaars als Sjoerd de Vries en Sies Bleeker. Toen ontstond al het idee voor een eigen museum voor moderne Friese kunst. Hij raakte bevriend met Willem van Althuis; hij had met z’n eerste vrouw zelf een antiekzaak, moest die sluiten, had diverse baantjes, weer een antiekzaak, tot hij in 1970 directeur werd van het ‘t Coopmanshus in Franeker. Daar begon zijn loopbaan als kunstpaus. Spraakmakende tentoonstellingen over de Friese dadaïsten als de Drachtse schoenlappers Rinsema en hun vrienden Theo van Doesburg en Kurt Schwitters, over Jan Mankus en zijn boven genoemde vrienden. Hij gaat werken voor het Fries Museum in Leeuwarden, opent een galerie, begint een paling- en visrestaurant in Dronrijp en uiteindelijk werkt hij jaren aan zijn droom van dat eigen museum. Dat kunstje wilde hij nog eens flikken in de haven van Lauwersoog. ‘Eb en Vloed’ moest dat heten, met hedendaagse kunst gerelateerd aan natuur,vis en zee. Helaas kwam de financiering niet rond en sterft het plan in schoonheid, letterlijk als Mercuurs krachten het begeven na een hersenbloeding. Thom wordt begraven op het achteraf gelegen kerkhofje van Gersloot. Ik besluit het te bezoeken. Achter een eenvoudig smeedijzeren hek ligt een honderd meter lang pad tussen bomen om op een heuveltje met klokkenstoel uit te komen, met zicht op het wijdse groene land.

Unknown  IMG_1304

IMG_1301  IMG_1298

Afgelopen vrijdag vertrok weer uit Langweer. Zoals ik altijd doe eerst binnendoor. Vanaf Lemmer langs de oude Zuiderzeedijk over Schotelzijl naar Kuinre en daar die oude dijk volgend via Klankenham naar Blokzijl, door het stadje waar een groot deel van Bert Haanstra’s Dokter Pulder zaait papaver werd opgenomen richting Vollenhove. Voor dat stadje ligt tegen de dijk aangedrukt café De Moespot in het gelijknamige gehucht. Mijn eerste grote klus voor de VPRO was een vijfdelige radiodocumentaire in het voetspoor van Jac. P. Thijsse’s Verkadealbum ‘Langs de Zuiderzee’. Ik maakte het samen met Ronald van de Boogaard en we belandden toen ook in De Moespot. Een ruim honderd jaar oud huiskamerkroegje, met een uniek inrichting en sfeer, met een even unieke uitbater, Reinier Belt. Vele malen ben ik er terug geweest. De de gestolde tijd, de eenvoud, het ongecompliceerde, de altijd opwekkende gesprekken rond de stamtafel, waaraan iedereen aanschuift, met pilsen en borrels, de integriteit van vrijgezel Reinier: elke komst is een klein doch groots feestje. Vanaf de dijk zag ik licht branden. En zo zat ik aan de koffie voor een genoeglijk half uurtje, bijpratend. Broer en boer Jos zat ook aan en vertelde dat het hem niet heugen kon zo’n natte winter en voorjaar te hebben meegemaakt. 

Unknown   De  Moespot

Ik vervolgde mijn tocht via Genemuiden naar Zwolle en Hattem en koos bij Heerde uiteindelijk de snelweg. Even na het middaguur weer thuis. De week werd gisteren stralend afgesloten in Den Bosch. Ik mocht de inleiding verzorgen bij een uitvoering van Bachs cantate ‘Wir mussen durch viel Trübsal in das reich Gottes eingehen’ in de Grote Kerk, het onderkomen van de Protestantse Gemeente, waaraan lieve en bekwame collega Scheenstra verbonden is. Het was een prachtig concert, met uitstekende jonge solisten en mijn inleiding oogstte ook veel waardering. Na afloop met E., mijn vrouwelijke collega, voortreffelijk gegeten op het terras van De Zevende Hemel. Daarna nog een afzakker bij collega en vriend De Vlieger in Vught. Huiswaarts gekeerd in vanaf Breda genadeloos neerkletterende regen. Maar zoals begonnen: deze zondag is haar naam waardig begonnen. De duif koert nog steeds en andere vogels kwinkeleren er ook lustig op los.

 

Nogmaals Tollens

Van trouwe lezer Mackenbach uit Breda ontving ik de volgende aanvulling op mijn stuk over Tollens.

Reeds vier jaar na het overlijden van Tollens werd in Rotterdam een monument ter ere van hem onthuld. Deze onthulling was van nationale betekenis. Koning Willem III onthulde het monument. 260 muzikanten en zangers waren opgetrommeld om de plechtigheid muzikale luister bij te zetten. Aan het einde van de plechtigheid werd het nationale volkslied op de tekst van Tollens gezongen. Alleen…… het materiaal waarvan het monument was vervaardigd was niet tegen het Nederlandse klimaat bestand. Als ik als kind in de winter door het Park in Rotterdam fietste stond het standbeeld ingepakt. De plantsoenendienst van de gemeente Rotterdam plaatste een houten omhulling om het standbeeld tegen winterse invloeden te beschermen. Als het weer voorjaar werd ging de houten omhulling weg. De Rotterdammers konden Tollens dan weer in volle luister zien. Daarom heb je je bijdrage op een heel geschikt moment geschreven.

Ongeveer 100 jaar na de onthulling van het monument vond de gemeente Rotterdam dat Tollens niet echt de eer werd aangedaan, die hem toekomt. Dus werd het beeld geïmpregneerd. Weg met de houten schotten. Vanaf 1963 kunnen de Rotterdammers het hele jaar door genieten van het standbeeld van Tollens.

260px-Johannes_Tollens_(Rotterdam)      Hier staat hij dan, zijn sokkel groter en hoger dan hij zelf. Toen nog maar eens verder gedoken in Wikipedia en dan blijkt dat de naam ‘Tollens’ als verfmerk nog steeds in gebruik is. Tot 1986 bestond er de Verf- en Vernisfabrieken Tollens & Co, opgericht in 1748 door Johannes Jodocus Tollens uit Zomergem (Oost-Vlaanderen). Hij begon aan de Goudsesingel in Rotterdam een werkplaats met winkeltje, waar je penselen en verfkwasten kon kopen. En vervolgens ook verf en vernis. In 1778 treedt zijn zoon Carolus toe en de zaak ging Tollens & Zn heten en werd verplaatst naar buiten de stad, waar later de Nieuwe Kerkstraat werd aangelegd. Carolus wordt als directeur opgevolgd door de man die met woorden schilderde. Deze liet in 1846 de zaak na aan zijn schoonzoon Cornelis Laurentius Kolff. Deze splitste het bedrijf in een verf- en een vernisfabriek op twee verschillende locaties, maar in 1855 brandde de verffabriek af en toen werden de beide fabrieken weer samengevoegd aan de Boschhoek. Het bombardement van Rotterdam mei 1940 trof ook de fabriek , nog steeds in handen van de familie Kolff, maar ook nog met de naam Tollens. In 1942 werd een nieuwe fabriek geopend in Overschie. In 1960 werd de firma omgezet in een NV, waarna steeds overnames volgden en ging het samenwerken met een Engelse firma en specialiseerde het zich als Tollens Coatings BV. Een Frans concern kreeg een belang, de productie werd overgebracht naar Breda en in 1992 nam de Franse Lafarge Groep de onderneming over en verplaatste de productie naar eigen land, zodat de Bredase vestiging dicht ging. De naam Tollens is nog wel verbonden aan een verkoop- en distributiemaatschappij, met voor de Benelux een vestiging in het Belgische Temse. In Rotterdam is in elk geval gebleven de man die met het dichterspenseel schilderde. Hij staat fier overeind op zijn hoge sokkel. En er is die prijs. Of zijn gedichten nog gelezen worden? Naast zijn volkslied ken ik zelf het eerste couplet van zijn gedicht ‘Op de eerste tand van mijn jongstgeboren zoontje’ uit mijn hoofd. Hieronder het complete ‘maffe’ gedicht.

Op de eerste tand van mijn jongstgeboren zoontje

Triomf, triomf! Hef aan, mijn luit,
Want moeder zegt: de tand is uit!
Laat dreunen nu de wanden!
Eerst gaf Gods gunst het lieve wicht
De adem en het levenslicht,
Nu geeft zij ‘t wichtje tanden.

Tromf, triomf! God dank er voor,
Want moeder zegt: de tand is door!
Nu lof en lied verheven!
Geluk nu, kind, met spel en zang!
Besteed het wel, bewaar het lang,
Wat u Gods gunst wil geven.

Bewaar het lang, besteed het wel:
Een goed gebruik is Gods bevel:
Laat u dat voorschrift leiden;
Hou, u ten nut en Hem ten dank,
De tandjes rein en ‘t zieltje blank;
Zo knagen geen van beiden.

Groei op, groei op! Word groot en goed;
Win treflijk aan in kracht en moed
Om lot en leed te tergen;
En, wie u ‘t eerloos hoofd moog’ biên,
Laat, jongen, laat uw tanden zien,
Waar eer en plicht het vergen.

Groei op, word braaf, bekroon zijn doel:
Laat vroeg uw ziel van diep gevoel
Voor recht en waarheid branden!
Belach der bozen wrok en wraak,
En neem altoos der braven zaak
Manmoedig op uw tanden.

Groei op, word vroom, word rijk aan deugd!
Laat nooit mijn oog, dat weent van vreugd,
Om u van weemoed krijten;
En geve u God tot aan de dood
Een eerlijk stukje daaglijks brood,
Waarop uw tandjes bijten!

hendrik_tollens